Mei 1912], Het Chineesche krijgswezen.
drons en batterijen gegroepeerd en op Europeesche wijze
geoefend en bewapend (zie bijlage 1).
Zooals bekend is, zijn de „troepen" der Pa Chi oorspronke
lijk de nakomelingen der Mantsjoe soldaten, waarmede in
den loop der 17de eeuw de regeerende dynastie den Chinee-
schen troon veroverde, en van de Chineesche krijgslieden,
die zich toen bij de Mantsjoe's aangesloten hebben. Zij vor
men eene afzonderlijke kaste, staan onder de bevelen der z. g.
Tartarengeneraals en worden op 's rijks kosten onderhouden.
In 1907 was tot ontbinding van deze z. g. Baniertroepen be
sloten, waarbij de manschappen met een stuk grond en land
bouwgereedschap schadeloosgesteld zouden worden. Echter had
men niet veel succes van dezen maatregel: de Mantsjoe's ver
kozen hun lui parasietenleven boven een landbouwersbestaan.
De volgende getallen geven een denkbeeld van het aantal
dezer „Keizerlijke rijsteters".
Het aantal familiën, die tot de Pa Chi gerekend worden,
bedraagt in Sechuan 48874, waaronder ternauwernood 30000
weerbare mannen; in Jehol 57758, langs de Mongoolsche grens
6666, nabij Shan hai kuan 1949; bovendien een groot aantal
te Peking en in verscheidene plaatsen in Mantsjoerije, terwijl
het aantal weerbare mannen der Baniertroepen te Uliassutai en
te Tabagatai op 110000 geschat wordt. Echter hebben zelfs
de „weerbare" mannen niet de minste militaire waarde. Eenige
korpsen, welke sedert langen tijd min of meer op Europeesche
wijze geoefend werden, zijn evenwel in opleiding en wapening
verbeterd; dit zijn de korpsen, waarvan boven sprake was.
Verder zijn een groot aantal Mantsjoe's bij de Lu Chün
ingelijfd; zoo bestaat de 1ste divisie geheel en de garde bijna
geheel uit Baniermanschappen, evenals de z.g. Pekingsche
gendarmerie.
Het Chineesche Leger der Groene Banier (ook
genoemd het provinciale LegerLu Ying).
Van de troepen der Lu Ying, welke in 1912 verdwenen
488