Het Chineesche krijgswezen. [Mei 1912. moesten zijn, zijn reeds vele elementen bij de Hsün fang tui overgegaan. In Sechuan zijn zij geheel verdwenen. In Ilupeh en in Hunan is 4/5 deel ontbonden; het overige zal in den loop van dit jaar verdwijnen. Uit het restant, sterk 260 officieren en 2190 soldaten, zullen detachementen tot escorte van hooge autoriteiten gevormd worden. De officieren, die ingevolge de ontbinding hunne betrekking verliezen, ontvangen gedurende de eerste drie jaren hun volle tractement, de manschappen gedurende 1 jaar. Ook in Kiangsi is de Lu Ying opgelost. Daarentegen heeft de Tartaren generaal te Uliassutai zich tegen de ontbinding der Lu Ying in zijn ressort verklaard, omdat hij niets beters heeft. Ook de gouverneur van Shantung meent de Lu Ying nog niet te kunnen missenechter zal zij over drie jaar al daar niet meer bestaan. Dat deze troepen, waaraan volstrekt geen zorg besteed is, in tegenstelling met eenige Baniertroepen, zooals boven me degedeeld werd, niets waard zijn, wordt overigens algemeen erkend en veel geld wordt er ook niet aan uitgegeven. Zoo ontvangt een officier in Uliassutai per maand 10, een sol daat 3 taels. Men kan aannemen, dat de Lu Ying weldra als zoodanig niet meer bestaan zal. De Mongoolsche troepen. Dat men te Peking overtuigd was van de noodzakelijkheid om in Mongolië over vele en goede strijdkrachten te beschik ken met het oog op den toenemenden invloed der Russen al daar, was reeds lang een voldongen feit. Bij de vorenstaande beschouwingen over de troepen der Lu Chün werd reeds melding gemaakt van eene eerste bescheiden poging in die richting 1). De inheemsche Mongoolsche troepen bleven in den toestand, waarin zij waren; 2) wel ontbrak het niet aan verschillende 489 1) N. 1. de vestiging van een garnizoen te Urga, zie blz. 481. 2) Zie Beschrijving, enz., blz. 16. (Extra-Bijlage I. M. T. No. 29.)

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1912 | | pagina 43