Het Chineesche krijgswezen. [Mei 1912.
door den Keizer op voordracht van den Minister van Oorlog.
De officieren kunnen met behoud van hun rang in 's Rijks
civielert dienst overgaan.
Het normale pensioen der officieren bedraagt de helft van
het activiteitstractement.
In het Chineesche officierskorps kunnen wij momenteel
3 verschillende categoriën onderscheiden, n. 1.
1. Zij, die geen of slechts eene oppervlakkige militai
re opleiding genoten hebben. Een groot deel der divisie-,
brigade- en regimentscommandanten behooren tot deze catego
rie. Eenigen hunner hebben de vroegere militaire school te
Tientsin doorloopen, of zijn in buitenlandsche legers gede
tacheerd geweest. De uitslag van dergelijke detacheeringen
is niet altijd van groot belang. Immers, dikwijls moeten de
gedetacheerden zich tot toekijken bepalen, hetgeen voor of
ficieren zonder eenige grondige vorming nagenoeg geen waar
de heeft. Worden zij daarentegen werkelijk bij een troepen-
deel ingedeeld, dan kunnen zij veel leerenen met velen, die
in Duitschland en in Oostenrijk geweest zijn, is zoo gehandeld.
2. Zij, die hunne geheele militaire opleiding aan bui
tenlandsche militaire scholen ontvangen hebben. Het groot
ste deel der tot deze categorie behoorenden is in Japan ge
vormd; slechts eenigen waren leerling van militaire scho
len in Frankrijk, Oostenrijk en Duitschland. Zij hebben dus
ongeveer dezelfde opleiding als buitenlandsche subalterne
officieren ontvangen, doch na hunne opleiding beëindigd te
hebben, kwamen zij onder de bevelen van Chefs, waarvan de
meesten hun vak niet verstaan. Er was dus geen sprake van
eene voortgezette practische vorming, welke voor jonge offi
cieren onmisbaar 'is. Dikwijls werden zij, dadelijk na hunne
terugkomst in het vaderland, als instructeur of als leeraar
aan eene Chineesche militaire school werkzaam gesteld, een
maatregel, waartoe het Chineesche legerbestuur natuurlijk
slechts door den nood gedrongen is overgegaan, doch die
geen gunstigen invloed kon hebben op het gehalte van de of
ficieren, tot de derde categorie behoorende.
497