Mei 1912]. Het Chineesche krijgswezen. Enkelen zijn tot hunne verdere vorming naar het buiten land gezonden en dezen weten natuurlijk wel wat. Daar een zeer groot deel van de oudere officieren dezer categorie bij het ministerie van oorlog en bij den ge- neralen staf werkzaam gesteld worden, komen hunne bekwaam heden niet in de eerste plaats den troep ten goede. 3. Zij, die hunne opleiding aan de nieuwere Chineesche t scholen ontvangen hebben. Deze categorie heeft hare intrede nog niet gedaan, daar de officiersschool nog geen tweede luitenants heeft afgeleverd. Uit hetgeen boven omtrent het onderwijzende personeel der militaire scholen is medege deeld, blijkt reeds, dat voorloopig niet heel veel goeds van die scholen verwacht kan worden. Het bovenstaande moge voldoende verklaren, waarom het gehalte der troepenofficieren nog zeer veel te wenschen overlaat. Ook op maatschappelijk gebied is het gehalte naar onze begrippen niet geheel voldoende te noemen. Dit spiegelt zich o.a. af in de tenue van een aantal of ficieren, welke meermalen te wenschen overlaat, zoowel wat het snit als de netheid der kleeding betreft. Dit is vooral het geval bij de officieren in de provinciëndie in de groote garnizoenen zien er beter uit. De officieren, die eenigen tijd in Europa of Japan hebben doorgebracht, zijn als norm veel keuriger gekleed dan de overigen. Een zeer groot deel der officieren heeft den staart reeds afgesneden. Onderofficieren en soldaten. Het menschenmateriaal maakt allerwege een goeden indruk, tenminste in physiek opzicht. De manschappen zijn gezonde, goed gebouwde en lenige menschen; in het zuiden over het algemeen niet zoo groot als in het noorden, maar toch grooter dan de Japanners en ook beter gebouwd dan deze. Vooral de bij de cavalerie der garde dienende Mongolen zien er voortreffelijk uit. 498

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1912 | | pagina 52