Mei 1912]. Het Chineesche krijgswezen. van een slechten geest en een gebrek aan krijgstucht bij de troepen. Een der eerste vereischten voor een goede krijgstucht bij een leger is een hoogstaand officierskorps. En hieraan ont breekt nog veel, zooals reeds werd vermeld. De officieren hebben nog geene voldoende bedrevenheid in het handhaven der krijgstucht, hetgeen waarschijnlijk het gevolg is van de omstandigheid, dat zij voor het grootste gedeelte nog geenszins heldere begrippen omtrent het wezen en de noodzakelijkheid eener goede krijgstucht hebben. Verder wordt de krijgstucht ondermijnd door het slechte voorbeeld van vele officieren, vooral van de hoogeren, die zich niet zelden aan knoeierijen ten nadeele van den soldaat schuldig maken. Wel is de Regeering daartegen met kracht opgetreden en zijn meermalen hooggeplaatste officieren wegens knoeierijen ontslagen, doch het kwaad is niet zoo gemakkelijk uit te roeien. Onder deze omstandigheden mag het geen verwondering baren, dat de revolutionnaire geest, welke over China vaardig werd, zich ook onder de troepen ging vertoonen, waarmede weder om een gevoeligen knak aan de krijgstucht werd toegebracht. De officieren der Lu Chün werkten het veldwinnen der re volutionnaire denkbeelden bij de troepen zelfs in de hand. De oorzaak daarvan is niet ver te zoeken. Het grootste ge deelte van de officieren der Lu Chün was toch in het bui tenland of onder den invloed van buitenlanders gevormd. Het had daardoor een zekere mate van ontwikkeling gekregen, welke het instaat stelde de groote gebreken der eigen Regeering te peilen. Vooral zij, die in het buitenland geweest waren en als gevolg daarvan vergelijkingen hadden kunnen maken 504 Ter illustratie het volgende In den nacht van 23,24 Augustus 1911 ver schafte een aantal manschappen van het 8ste Bataljon Genietroepen te Wuchang zich met geweld toegang tot de woning van hun bataljonscommandant. Na het huisgezin en dienstpersoneel vermoord of ernstig mishandeld te hebben, verdwenen zij met een buit van 3000 taels. Bij het verhoor na hunne opvat- ting gaven zij als reden van hunne misdaad op, dat zij wilden terugnemen, wat de bataljonscommandant hun van de soldij ten eigen bate onthield.

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1912 | | pagina 58