Mei 1912],
Het Chineesche krijgswezen.
Na het ophangen dezer staaltjes omtrent het gehalte en de
krijgstucht gevoelen wij ons billijkheidshalve verplicht mede
506
pio\iand Zuidwaarts. Door allerlei rooverbenden tot 2000 man versterkt,
koos de troep ten slotte de provincie Yünnan tot operatieterrein uit.
Gebiek aan krijgstucht bleek voorts bij het dempen van de onlusten iu
Laiyang (Shantung) in den zomer van 1910, waarbij een bataljon zich aan
vele baldadigheden schuldig maakte. De betrokken brigadecommandant moest
dit met ontslag bekoopen.
In het begin van 1911 trachtten eenige cadetten dpr, thans opgeheven, voor-
loopige militaire school te Pao ting fu de manschappen van het garnizoen tot
opstand aan te zetten. Een en ander werd echter bijtijds ontdekt. Tegelij
kertijd deserteerden een aantal manschappen met hunne wapens. Een dei-
deserteurs werd evenwel gevat; bij het verhoor bekende hij, dat zijne kame
raden het voornemen hadden een munitie-magazijn te bemachtigen.
In Februari werd onder de troepen in Kuangsi een complot ontdekt; vijf
belhamels werden in hechtenis genomen.
Den 18den Februari 1911 hadden 50 Chineesche soldaten ongeveer 20 K.M.
ten noorden van Changchun eene ontmoeting met eene rooverbende van 200
man. Na een kort gevecht trokken de militairen terug met achterlating van
3 dooden en 10 gewonden. Den 5den Maart d. a. v. hadden de militairen echter
meer succeseen detachement van 300 man slaagde erin 50 roovers onschade
lijk te maken. Het was de eerste maal, dat de Chineesche troepen eene over
winning op de Mantsjoerijsclie roovers behaalden.
Op den duur scheen dit den soldaten zelf niet naar den zin te zijn in
Juni sloten zich een aantal manschappen, belast met de bewaking van mijnen
in het noorden van Mantsjoerije, aan bij de roovers, tegen wie zij de mijnen
te verdedigen hadden, plunderden de kantoren en brandschatten de bevolking.
In dezelfde maand werd een militair detachement ter beschikking gesteld
van liet hoofd van een district in Hupeli, waar veel over roovers geklaagd
werd. Spoedig bleek het middel erger dan de kwaalonder voorwendsel
naar roovers te zoeken, drongen soldaten de huizen van vreedzame landbou-
weis binnen, pleegden er de schandelijkste baldadigheden en namen alles
mede, wat van lumne gading was.
Iets dergelijks geschiedde in Shantung. Een gedeelte van deze provincie
werd zoo ijverig door kleine afdeelingen afgepatrouilleerd, dat de bandieten
verdwenen, maar de bevolking ging er niet op vooruit, want de soldaten, die
haar tegen overlast beschermen moesten, namen de rol van de roovers over.
De officieren bleken onwillig of onmachtig, om zulks te verhinderen.
Ook in Kuantung werden op het platteland detachementen gelegerd 0111 tegen
roovers te dienen. Hier gedroegen de sjldaten zich anders dan zooeven van
hunne kameraden in Mantsjoerije en Shantung medegedeeld is. Zij meenden,
dat alleen hunne aanwezigheid al voldoende was, om de veiligheid te ver
zekeren, zoodat patrouilles, schildwachten en dergelijke veiligheidsmaatregelen
werden nagelaten. Het gevolg was dan ook, dat zij meermalen in hun wacht
huis door roovers overvallen en gebonden werden, waarop dezen met de
wapens en munitie en een grooten buit uit het -bewaakte" dorp verdwenen.