Het Chineesche kbijgswezen. [Mei 1912. als Minister van Oorlog onmogelijk geworden zijn. Natuurlijk is dit geheele verhaal een verzinsel. Dat Japan door China bij de bestellingen van wapening werd voorbijgegaan, is voor een groot deel aan de Japansche kooplui te wijten. Zoowel de geweren, als het geschut, dat uit Japan afkomstig is, heeft den oorlog in Mantsjoerije medegemaakt, het materieel bij de divisiën Nos. 1 t/m 6 uitgezonderd. China is bij dezen voor Japan zeer voordeeligen handel slecht weg gekomenzoo beweert men, dat de Arisaka- kanonnen der 8ste divisie vrij wel geheel uitgeschoten zijn, terwijl ook de munitie niet deugen zou. De reorganisatie van de wapen- en geschutvervaardiging is in 1911 nog niet tot stand gekomen; ook de voornemens van het legerbestuur daaromtrent zijn niet met zekerheid bekend. Deze voornemens schijnen in te houden, dat nabij Peking en in Mantsjoerije groote wapen- en kruitfabrieken zouden worden opgericht, terwijl de bestaande te Hanyang, Shanghai en te Kanton aanmerkelijk uitgebreid zouden worden. Met eenige zekerheid kan het volgende worden medegedeeld. Het arsenaal te Nanking is opgeheven. De werkplaatsen te Chengtu fu (Sechuan) kwamen in het voorjaar van 1911 gereed. De werkplaatsen te Hanyang bestaan uit eene geweerma kerij, eene patroonfabriek en eene geschutfabriek. In de na bijheid van Hanyang bevindt zich eene kruitfabriek. In Juni j. 1. waren de geweermakerij en de patroonfabriek in werking; de geschutfabriek was gesloten. Geweermakerij en patroonfabriek hebben machines van de firma Ludwig Löwe Co te Berlijn. Er worden geweren M. 88 zonder hand beschermer met de daarbij behoorende munitie vervaardigd. Omtrent den aanmaak van geweren M. 98 en van 6,8 m. M. was nog niets beslist. Per dag kunnen 39 geweren en 20000 patronen afgeleverd worden. In de geweermakerij is een Duitsch Ingenieur werkzaam. In de geschutfabriek kan geschut tot een kaliber van 12 c. M. vervaardigd worden. Het staal komt uit Europa. 513

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1912 | | pagina 67