Van Alles Wat. De ueterinaire dienst bij het Fransche expeditiekorps in dlarokko gedurende de jaren 1907 en 1908. [Mei 1912. persoon hun loyale en toegene gen hulde aan Hun Keizerlijke Majesteiten te kunnen beluigen. Zij vertrouwen, dat de groote en historische gebeurtenis het begin van een nieuwe aera aan duidt, grooter geluk, voorspoed en vooruitgang van het volk aan Indië verzekerend onder de schuts der Kroon. want hij is almachtig om te straffen; als hun redder uit den nood kunnen zij zich hem niet voorstellen. Hij boezemt hun een soort van ontzag in vermengd met vrees. Yrees is het eenige sentiment, dat het Indisch Gou vernement de massa's inboezemt. De eenige genadige handelingen van den souverein, welke tot de groote volksmassa zullen spreken, zijn de schenking van een halve maand salaris aan de kleinere gouvernements-beambten en de vrijlating uit de gevangenis van eerlijke schuldenaren. Voorstanders van eene Inlandsche militie wordt de lezing aanbevolen van het artikel: „De weg naar het hart van een tropisch volk," door M. van Geuns, waarin het vorenstaande is gecommentarieerd. (Soerab. Handelsblad 9 Maart 1912 2e blad). KunglRrigsvetenskaps-Akademiens Handlinyar och TidsckriftStockholm, 1911, Heft 6.)) Nadat in het begin van Augustus 1907 te Casablanca bedenkelijke rustverstoringen, tegen de Europeanen gericht, waren voorgekomen, werd door de Fransche regeering in Algiers een expeditiekorps ge mobiliseerd, bestaande uit 2400 man infanterie, 300 Afrikaansche jagers, eskadron spahis, een machinegeweerafdeeling en twee af- deelingen bergartillene, benevens het noodige geneeskundige en inten dance personeel. Op 7 Augustus kwam het korps voor Casablanca aan en werd na verdrijving van den vijand een versterkt bivak in gericht. Na ongeveer twee maanden was het gelukt een gebied van 30 K.M. in den omtrek van deze havenplaats van alle vijanden te zuiveren. Toen knoopten enkele stammen vredesonderhandelingen aan en leg den de wapens neder. Met het oog op den regentijd werden in Octo ber de operatiën gestaakt om in December weer te worden hervat. Intusschen was het expeditiekorps geleidelijk versterkt tot 14000 man en kon in Februari en Maart 1908 tot een energieken opmarsch worden overgegaan. De operatiebasis werd van de kust naar het binnenland verlegd, en in Casablanca bleven slechts de depóts en de 545

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1912 | | pagina 99