Juni 1912]. Het geweervuur in het gevecht draagt 6 (^777) komt overeen met 50 pCt. en is dus volgens de tabel M hx/2 0,48. Aan gezien het verschil h lis, wordt dus M 1,472. Nu de middelbare afwijking M bekend is, is het gemakkelijk om de grens voor 99,998 aller menschen te vinden. Volgens de tabel heeft men voor een waarschijnlijkheid 99,998 pCt. voor M ^/2 de waarde 3 en wordt de afwijking h 3M s_/ 2=3. 1,472. N/ 2 6,25. Wanneer men met deze waarde de gemiddelde waarde 2 vergroot, blijkt, dat de uiterste, d. w. z. het grootste aantal patronen tnsschen 8 en 9 ligt, wat met de bovenaangehaalde gegevens in overeenstemming is, daar het getal 99,998 toch nog van 100, al is dat nog zoo gering, verschilt. Bovendien moet hier opgemerkt worden, dat de berekening zich grondt op slechts ronde getallen, die niet volkomen juist gegeven zijn. De berekening bewijst echter, dat de in deze gegevens zetelende fout in werkelijkheid zeer onbeduidend is. Zoekt men de waarschijnlijkheid, welke overeenkomt met een grens van afwijking 2, dan vindt men w 6 GfJTJ") 6 (1,472^/2)=6 (0-960), komt overeen met 82,5 pCt. Voor een grens van afwijking= 3 heeft men W=$( M h /2)= 6 (i,472\/21,44), komt overeen met 95,8 pCt. Voor een grens van afwijking= 4 heeft menW=^ (nHVw) <5 (1,92), komt overeen met 99 pCt. Men heeft dus voor de grens van afwijking 4, W 99 pCt. vet schil 3, W 95.8 3,2 PCt" 2, W - 82.5 li 13-3 ±1,W 50 32-5 Deze verschillen door 2 gedeeld, geven voor het aantal per sonen, die verbruiken per schot 574 1 0,48 2

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1912 | | pagina 10