[Juni 1912.
het slagveld geschreven brieven, welke in dien tijd in de
Duitsche pers gepubliceerd werden.
„Het schijnt alsof de Franschen het zich tot een gewoonte
gemaakt hebben, het geheele terrein voor zich met een kogel
regen te overstrooien. Zoo vielen de projectielen nog dicht
op een afstand van 1500 pas voor hun front neder, waar
niemand van de onzen zich bevond; men kon het zien aan
de opwaarts vliegende stukken aarde."
Volgens Prins Wilhelm von Würtemberg gebeurde het
meestal, dat de Franschen, achter een haag of een ander
dekkend terreinvoorwerp verborgen, een menigte projec
tielen in de ruimte afvuurden, welke op 1200 tot 1800 passen
in den grond sloegen en den bodem met een laag lood
bedekten.
Ditzelfde verhaalt de Russische generaal Seddeler, die de
Fransch-Duitsche oorlog als militair attaché medegemaakt
heeft; hij voegt er aan toe
„Ieder kan zich ervan overtuigen, die de slagvelden
bezichtigd heeft." Daarom is het ook zeer natuurlijk, dat de
Duitsche troepen op deze afstanden zware verliezen leden.
Zoo zegt Seddeler, dat bij de aanvallen op St. Privat, waai
de Garde groote verliezen gehad heeft, de meeste dooden
en gewonden op de afstanden van 1300 tot 1600 pas geteld
werden; de geringste verliezen hadden de Duitschers daaren
tegen op den afstand van 600 pas van St. Privat, ofschoon
zij daar een uur lagen. De juistheid dezer woorden wordt
door de Mil. Zeitung van 1871 bevestigd. Zij beweert, dat
het Gardekorps het grootste verlies geleden heeft op de
afstanden, waarop de vijand de uitwerking van zijn projectie
len absoluut niet kon waarnemen. De gevolgtrekking uit de
bovenstaande gevallen zou moeten zijn, dat de Franschen op
grootere afstanden 1400 pas beter konden schieten dan
op kortere afstanden, waarvan men ook overtuigd scheen
te zijn (Aus dem Brief eines Preusischen Soldaten, Mil.
Sam mier. St. Petersburg 1872 No. 3).
De Pruisen leerden echter spoedig, de minder gevaarlijke
581
EN DE SCHIETOPLEIDING VOLGENS FaBIUS.
I. M. T. 1912 37.