Juni 1912]. Het geweervuur in het gevecht ruimte naar voren zoo mogelijk zeer snel te bezetten, om onder de banen van het Chassepot geweer te komen. (Haupt- mann Von Raumer in der Kreuzzeitung 1871 No. 183). Men ziet dus, dat de gemiddelde schootshoek zich tusschen de aangegeven grenzen moet bevinden, d. w. z. tusscben 3<> en 5£°, doch het waarschijnlijkste aan de afstanden 1400 1500 grenst, of tusschen 4 en 4io. Over deze grens valt nog veel te zeggen: De officieren, die in den slag bij Inkerman (Krimoorlog) in de gevechtslinie waren, beweerden, dat de vuurwerking der Engelschen, welke op zekeren afstand in de Russische rijen zeer veel verliezen veroorzaakte, met de beiderzijdsche nadering merkbaar afnam. Ditzelfde wordt van het vuur der Sardi- niërs gezegd. Over dezen slag zegt de Russische generaal Dannenberg „Ik was genoodzaakt met de grootste snelheid den vijand op het lijf te gaan, daar het door het vuur uit de gladde geweren, die mijn soldaten reeds op 1000 1500 passen neer sloeg, niet uit te houden was, d. w. z. de projectielen vielen op die afstanden (tusschen de schootshoeken 2,°50/ 5°) dicht neder. De gemiddelde hoek grenst hier aan 4°. Over het Fransche vuur in den slag aan de Alma zegt een ooggetuige Kapitein Jenischerlow: „Daar wij niet in staat waren door den dichten kogelregen te dringen, welke op bij na een werst (1067 M) onze afdeelingen (de Moskau'sche en Minsk'schen regimenten) neerlegde, moesten wij besluiten tot den bajonetaanval. Evenzoo beweerden de officieren, die den veldtocht in de Krim hebben medegemaakt: De Franschen zouden op 1200 pas met het grootste gemak met het geweer kunnen schieten. Het beste geweer der Fran schen in den Krimoorlog was de karabijn van Thouvenin, welke, volgens Schön, op 800 M (1124 pas) een vizierhoek van 4°. 10' op 1500 pas een vizierhoek van 7° had. Het is opmerkelijk zoo groote werking van het vuur te ondervinden op den afstand van 1200 pas overeenkomende met den vizierhoek van 4°. 10' 582

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1912 | | pagina 18