[Juni 1912.
zich weder ter aarde wierpen en opnieuw het vuur openden.
De vijand was nog altijd niet te onderscheiden; slechts een
breede strook was achter het riet waar te nemen. De projec
tielen der Egyptenaren vlogen zoo hoog, dat wij, die in de
achterhoede waren, het verlangen voelden opkomen om in het
front te komen."
De eerste vraag, die zich hier aan ons opdringt, is deze:
Waar stond de correspondent, op welken afstand van den
vijand? Hij zegt dat niet direct, maar aan het einde van
zijn brief, waar hij den terugtocht der Engelschen beschrijft,
zegt hij: „Ettelijke bataljons van den vijand openden nu een
sterk vuur op grooten afstand. Onze 2 kanonnen beletten
hem nader te komen, maar het vuur der Egyptenaren,
't welk op kleine afstanden ten gevolge van het te hoog
gestelde vizier geheel onschadelijk was, begon zich thans
uitdrukkelijk te doen gevoelen. Het was geheel donker, toen
wij den trein bereikten. De vijand vervolgde ons niet, zette
echter het vuur in de duisternis voort en zijn vuur was nog
op een afstand van 1500 yards (1932 pas) te zien."
Deze afstand schijnt den correspondent reeds zeer groot
toe. Het bewijst dus, dat de vuuruitwerking zeer sterk
beneden 1500 en boven 1000 yards was. Toen de corres
pondent het verlangen voelde opkomen om zich veiliger naar
voren te verplaatsen, bevond hij zich waarschijnlijk op een
afstand van den vijand, die tusschen de 2 genoemde afstan-
den gelegen was, d. w. z. verder dan 1000 en minder dan
1500 yards; de Engeische gevechtslinie, die in den looppas
vooruitging, moet in ieder geval niet verder dan 600 yards
van den vijand verwijderd zijn geweest.
Nu zijn de vizierhoeken van het Egyptische Remming-
ton-geweer de volgenden:
op 400 M. 1°. op 1100 M 4°. 12'.
600 1°. 43' 1500 7°. 6'.
1000 3°. 36'
Met behulp van deze tabel kan men de waarnemingen
van den correspondent veel juister uitdrukken. In zijn
585
EN DE SCHIET OPLEIDING VOLGENS FaBIUS.