Juni 1912]. Het geweervuur in het gevecht uiterlijke middelen bereikt wordt, want het commando oefent niet den minsten invloed uit op de eigenschappen van het vuur in den oorlog. De vuurdiscipline is wel noodzakelijk; zij moet echter door schietoefeningen verkregen worden. Men kan het vuur wel in de hand houden, doch niet door het commando, maar en kel door het inzicht, het vuur te rechter tijd te openen en wanneer het noodig is, door toevloed van nieuwe krachten te versterken. Eindelijk kan men de linie goed aanvoeren; het terrein, de stemming van de mannen en de handelingen van den vijand daarbij in aanmerking nemende. Daarin be staat de kunst, maar de invoering van commando's in het vuurgevecht is nauwelijks meer dan pedanterie. Over de vuursnelheid zegt Wolozkoï: Kan men misschien gelooven, dat bij toeneming der snel heid van het vuur, de waarschijnlijkheid van treffen op grond daarvan afneemt, omdat het laden vlugger geschiedt? Wanneer men toegeeft, dat de waarschijnlijkheid van treffen dezelfde is als te voren bij de enkelladers, dan kan van ver morsing van munitie geen sprake zijn, want zij wordt nuttig aangewend. Een verfhorsing vindt slechts dan plaats, wan neer de toename der vuursnelheid geen nut oplevert, d. w. z. tot geringer resultaten voert. Dat is echter onwaar. De snelheid van laden en het slecht aanslaan of afdrukken heb ben niets gemeen. De grootste veldheeren van den nieuweren tijd, Gustaaf Adolf, Frederik II en Napoleon I waren aanhangers van een snelle ladingswijze, natuurlijk niet met de bedoeling om een spaarzaam vuur te doen geven. Gustaaf Adolf voert in de plaats van patronen aan de bandeliers papieren hulzen in. Terwijl hij daardoor een snelle ladingswijze mogelijk maakt, vreest hij niet den loop van het geweer te verkorten en de vork af te scbafien, die nog in het jaar 1668 als een eerste voorwaarde voor een goed schot werd aangezien. In het le ger van Frederik II had men een bijzonder groote snelheid van laden en afvuren bereikt; 5 schoten per minuut, terwijl 598

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1912 | | pagina 34