Juni 1912]. Het geweervuur in het gevecht
maar ook omdat de leerlingen slechts betrekkelijk kort in het
Leger verblijven. (Dit geldt natuurlijk alleen voor Nederland).
Voor het kunnen bewandelen van den 2den weg is in de
eerste plaats noodig, dat de aan te leeren handelingen in hunne
onderdeelen gesplitst zijn en ieder dezer in zijn karakter is
bestudeerd.
In de tweede plaats moet voor de beoefening van ieder on
derdeel een methodiek zijn bedacht, alsmede eene methodiek
tot het achtereenvolgens aaneenkoppelen van die onderdeelen
tot groepen en ten slotte tot de handelingen zelf.
Bij het samenstellen van de methodiek voor den samen
gesteld juist-snellen-aanslag is gestreefd naar het tot zijn
recht doen komen van deze twee eischen.
Om terug te komen op het minimum van de methodiek,
aanbevolen door Wolozkoi, treffen ons eenige verschillen van
deze methodiek met die van den Kap. Fabius.
In de eerste plaats eischt Wolozkoi den gerichten schietstoot,
zonder het linkeroog te sluiten; ik zal niet ontkennen, dat
dit onmogelijk is. Bij mijn klasse (zomercursus 1911) heeft
een der officieren-leerlingen de gewoonte geleerd, (gedurende
zijn geheelen diensttijd) met beide oogen geopend aan te
slaan. Bij den aanslag brengt hij als ieder ander het rechter
oog in de vizierlijn en volgens zijn verklaring, negeert hij
ieder beeld, met zijn linkeroog waargenomen.
Het komt mij voor, dat de eisch van Wolozkoi het onder
wijs moeilijker zal maken en het kan ons misschien koud
laten; immers als men den man leert, het linkeroog steeds
te sluiten bij den aanslag, kan hij op eenvoudiger wijze den
gerichten aanslag aanleeren; sluit hij dan in het gevecht het
linkeroog niet, dan zullen de reflexbewegingen van zijn armen
toch wel den gewoonteweg volgen, misschien ook wel die van
zijn linkeroog, om het te sluiten.
Maar geven wij het woord aan den Kap. Fabius zelf. Naar
aanleiding van een desbetreffende vraag antwoordde mij de
Kap. Fabius als volgt:
Het richten heeft bij de opleiding twee beteekenissen: het
604