Juni 1912].
Het geweervuur in het gevecht
voldoende door het spiergeheugen is opgenomen, dan is er
geen bezwaar tegen, dat die doordrukbeweging met behoud
van haar eigenaardig karakter versneld wordt. Die versnel
ling behoeft men niet opzettelijk aan te leeren, zij komt vanzelf.
Maar al ware het, dat op het gevechtsveld die versnelling
nog niet optrad, er zou slechts sprake zijn van winst, niet
van verlies.
Alleen bij het meerpatronenvuur gedurende de opleiding
zou langzaam doorbuigen, als bij de allereerste opleiding, eene
minder gunstige waardeering geven, maar het meerpatronenvuur
wordt slechts aan de meergevorderde leerlingen onderwezen.
Men onderscheide vooral „mucken", „reissen" en „sneldoor-
drukken", handelingen, die voor den oppervlakkigen waar
nemer één zijn, doch in wezen zeer sterk verschillen.
"Uit het optreden van den schutter op het oorlogsgevechts-
veld is afgeleid de noodzakelijkheid van automatische vaardig
heid; die automatische vaardigheid moet door haar eigen me
thodiek worden verkregen en niet door een soort nabootsing
van den geestelijk en lichamelijk gestoorden schutter op het
oorlogsgevechtsveld.
Het wil mij voorkomen met alle bescheidenheid, dat Wo-
lozkoi door zijn mooie studies van het verschijnsel „de licha
melijk en geestelijk gestoorde schutter op het oorlogsgevechts
veld" zich nog te weinig van dat verschijnsel heeft losgemaakt
bij het zoeken naar het geneesmiddel.
In Nederland is men op weg, de eigen methodiek los te
maken van het oorlogsverschijnsel.
De stenograaf en de tachygraaf verkrijgen hunne vaardig
heid niet door het nabootsen van de schrijfsnelheid der mees
ters, maar door het volgen van de uit het verschijnsel los
gemaakte methodiek, die aanvangt met langzaam zetten van
schrijfteekens, zij aan zij. Zoo wordt men geen groot pia
nist door het nabootsen van den meester, die in Weber's
„Moto perpetuo" 19 noten per seconde leert en weergeeft,
maar door stelselmatig en ijverig het onderwijs te begin
nen met vingeroefeningen, die voor den niet-onderwijzer niet
610