Juni 1912]. Het geweervuur in het gevecht
doeningen" bi. 48: Ik ben gewoon eiken avond, als ik mij
ontkleed, mijn horloge op te winden en heb mijzelven dikwijls
betrapt, dat ik, als ik mij op een ongewonen tijd ontkleedde,
bijv. bij het baden, zonder er op te letten of het te willen,
onbewust begonnen was mijn horloge op te winden, hetgeen
toch, daar 't slechts éénmaal in de 24 uren behoeft te
worden opgewonden, absoluut overbodig was.
Jean Macé maakt in zijn „Serviteurs de l'Estomac"
Lettre XVIII dezelfde opmerking en zegt, dat, als hij over
dag andere kleederen moet aantrekken, zijn horloge is op
gewonden, vóór hij het weet. Wie heeft dat gedaan? gaat
hij voort. Ik? Mijn handen Ik zeker niet, want ik was
er niet bij.
Nog geef ik hier eenige voorbeelden, die ik persoonlijk
ondervonden heb. Eens op een morgen ontdekte ik, dat ik
geschoren was, zonder dat mijn hersenen daarbij in functie
geweest waren, daar deze met een geheel andere zaak bezig
waren. Ik zal wel met de hersenen begonnen zijn, maar
al doende dommelde het verstand in om zich in een diep
zinnig vraagstuk te verpoozen. Plotseling schrikte ik gewel
dig op, ter wij! een gevoel van gevaar mij beving. Latei
echter nadenkende over het kunststuk, door mijn oogen en
handen zelfstandig verricht, achtte ik het een van zelf
sprekend feit. De macht der gewoonte.
Des avonds mijn kamer verlatende, om mij naar mijn
slaapvertrek te begeven, moet ik daartoe een donkere gang
doorloopen. Gedurende dien loop moet ik onderzoeken of 2
deuren links en 1 deur rechts gesloten zijn. Zonder mij
een oogenblik te bedenken, als van zelf, grijp ik steeds
in het donker in de goede richting zonder misgrijpen de deur-
knopDen.
Dr. J. J. Le Roy schrijft in zijn „Natuurkennis van den
gezonden mensch," 2e druk 1905, bl. 38:
„Onder de talrijke bewegingen, die ons bewegingsorganisme
uitvoert, zijn er, die aanvankelijk willekeurige bewegingen
waren en later zuivere reflex-bewegingen zijn geworden.
614