en de schietopleiding volgens Fabius. [Juni 1912.
Hiertoe behooren de bewegingen der locomotie: het gaan en
het loopen.
Het kind heeft deze bewegingen langzamerhand en met
zonder moeite leeren uitvoeren, zich gaandeweg het mees
terschap verzekerende over het spel zijner spieren, hare op
eenvolgende of gelijktijdige samentrekkingen en den graad
harer samentrekking; elke nieuwe beweging maakt een nieuwe
opvoeding noodzakelijk, die hierin bestaat, dat het met zijn
spieren worstelt tegen de ongevallen, die zijn evenwicht ver
storen en dreigen hem te doen vallen. Maar na verloop van
tijd gaan al deze bewegingen van zelf, geheel buiten zijn
hersenen om.
Stuit het kind tegen een hinderpaal, glijdt het uit,
oogenblikkelijk en zelfs vóórdat het er zich rekenschap
van gegeven heeft, trekken alle spieren zich samen, ten
minste die spieren, door welker samentrekking het ver
plaatste zwaartepunt weer boven zijn steunvlak gebracht
worden. Het hiervoor dienende mechanisme redt zich zelt
en het verstand kan indommelen of zich aan andere zor
gen wijden.
De genoemde verschijnselen worden met den algemeenen
naam van gewoonten aangeduid. De gewoonte bestaat in de
verandering van oorspronkelijk willekeurige bewegingen en
rembewegingen
Vooreerst geeft dit een besparing van tijd; maar vooial
is het economisch in dezen zin, dat de groote bevelhebber,
het verstand, zich niet meer met zaken van lageren rang
beeft te bemoeien. Het gebeurt zelfs, dat het zonder hem
beter gaat en dat zijn tusschenkomst alles bederft.
Indien de koorddanser onder zijn uitvoeringen zijne bewe
gingen wilde ontleden, zooals hij heeft moeten doen, toen hij
begon, zou hij veel kans hebben, van niet ver te komen. De
pianist die een stuk uit het hoofd speelt, zal de passages, waar
aan wegens de snelheid der vereischte bewegingen technische
moeilijkheden verbonden zijn, des te beter spelen, naarmate hij
615