Juni 1912]. Het geweervuur in het gevecht
zijne vingers meer laat begaan, d.w.z., naarmate zijn ver
stand minder toezicht houdt op zijn vingers.
De hulp van het verstand op te heffen, dat overbodig en
zelfs gevaarlijk worden kan, is dus het doel der lichamelijke
opvoeding in alle oefeningen, in alle beroepen."
Omtrent de beteekenis van een re/fecbeweging, in het bo
venstaande voorkomende, verwijs ik naar denzelfden auteur,
waar hij zegt op bl. 36:
„Dikwijls komt het voor, dat de zenuwbaan, die door een
prikkel (toegebracht bijv. op de huid) wordtdoorloopen, ergens,
bijv. in het ruggemerg, is omgevouwen, zoodat de prikkel weer
in de buurt van zijn uitgangspunt terugkomt, doch in een an
der orgaan of weefsel dan waar hij in ontstond. Zoo is bijv. een
kneep in den arm een prikkel, die in de huid ontstaan, een ze
nuwbaan doorloopt, waarvan het eerste gedeelte de huid met
het ruggemerg verbindt, terwijl het tweede gedeelte een verbin
ding vormt tusschen het ruggemerg en zekere spieren van den
arm. Het resultaat is, dat de arm wordt teruggetrokken.
De prikkel is in het ruggemerg langs de dubbel gevouwen
zenuwbaan van richting veranderd, of, zooals het heet, gere
flecteerd. De spierwerking is in dit geval een reflex. Hier
is dus de medewerking van het hersenstelsel uitgesloten.
De kneep kan echter nog een ander gevolg hebben: hij kan
n.l. de oorzaak zijn van een gewaarwording en wel een ge
voel van pijn. In dat geval heeft de werking van den prik
kel zich in het ruggemerg in tweeën gesplitst, waarvan de
eene gereflecteerd is naar de bovengenoemde armspieren, ter
wijl de andere langs een andere zenuwbaan is voortgeplant
tot in de hersenschors, waarna een gewaarwording, n.l. het
gevoel van pijn, is ontstaan.
De Kapitein Fabius zegt verder:
Wij zijn in ons leven zoo gewend aan de nauwkeurige
zelfwerkzaamheid onzer spieren, dat velen eerst door opzette-
616