Juni 1912]. Het geweervuur in het gevecht
deelingen door tal van ooggetuigen op het gevechtsveld, die
inderdaad die onvoltooide aanslagbewegingen hebben waar
genomen.
De lichamelijk en geestelijk gestoorde schutter heeft tot
afleiding van zijn zenuwen behoefte aan lawaai en de in
stinctmatige aandrang tot aanval en verdediging moet uiting
vinden in daden.
Juist nu noch zijn lichaam, noch zijn geest normaal zijn,
wordt hij gedrongen zelfs zonder vuurbevel tot schieten,
veel schieten en snel schieten.
Maar deze schutter heeft nooit anders leeren schieten dan
met een overleg-handeling en het geweer nooit leeren behan
delen als de slagersjongen het rijwiel, als de voetballer
zijn geheele lichaam, enz.; dit gebrek aan lichaamsvaardigheid
moet zich wreken en de geestelijk en lichamelijk gestoorde
schutter verricht dan ook snel achter elkaar als het ware
stuipbewegingen met het geweer, die slechts uiterst zwakke
nabootsingen zijn van de behandeling van het geweer als
vuurwapen. Tengevolge van de omstandigheid, dat de natuur
lijke stand van het geweer, hetwelk vaardig wordt gemaakt,
is, die met de tromp hooger dan de kolf, is de tromp bij de
stuipachtige aanslagbewegingen meestal veel te hoog op het
oogenblik, dat het schot wordt afgedrukt.
Let men op de betrekkelijk geringe helling, die zelfs voor
de groote afstanden overeenkomstig de schootstafel moet
worden gegeven, dan laat het zich gemakkelijk begrijpen, dat
reeds bij geringe geestelijke en lichamelijke storingen onder
gemiddeld te groote schootshoeken wordt geschoten.
Het te hoog schieten op het oorlogsveld is een verschijn
sel, dat reeds zeer lang geleden als een algemeene kwaal
werd aangenomen. Met verschillende hulpmiddelen als
bijv. aanleggen op den onderkant van het doel heeft men
getracht, het nadeel van dat te hoog schieten te verklei
nen. Die verschillende hulpmiddelen hielden echter te weinig
rekening met de psycho-physiologische oorzaak van het ver
schijnsel.
618