Juni 1912], Het geweervuur in het gevecht Teekenend is een rapport over de schietbekwaamheid der Marine van den Commandant van een der schepen der Zee macht in Nederlandsch.-Indië aan Z. E. den Min. van Ma rine. Daarin komt het volgende voor: „De aanslag met het geweer is veelal bij de schutters slecht, langzaam en onvast". „Bovendien is het niet hebben van een goeden aanslag met korten lichttijd oorzaak, dat uit sloepen, al zijn zij slechts in licht bewogen water, veelal mis geschoten wordt." Genoemde commandant verkreeg verbetering door aanslag- oefeningen. Op het oor%sgevechtsveld mislukt de schiethandeling reeds in het eerste gedeelte door de stuip-aanslagbeweging ge paard aan het krampachtig aftrekken; op de vraiesschietbaan brengt men den toekomstigen schutter-voor-het-ooWo^sge- vechtsveld uitsluitend bij vaardigheid in het 2e gedeelte. Met deze tegenstelling is de oude schietopleiding veroordeeld. Al kent men aan het 2e gedeelte der schiethandeling een zeer groote waarde toe voor het oorlogsgevechtsveld, dan nog heeft men aan het eerste gedeelte een ten minste even groote waarde toe te kennen, omdat zonder groote vaardigheid in het le gedeelte de schutter niet eens komt tot aan het tijdstip, waarop hij de bekwaamheid in het 2e gedeelte zou kunnen benut ten. Wat heeft men aan het prachtigste slot zonder sleutel? De nieuwe schietopleiding stelt zich in de eerste plaats ten doel, in te werken tegen de hoofdfout op het oorlogsge vechtsveld: de gebrekkige aanslagbeweging. Door eene stel selmatige beoefening van de aanslagbeweging in vredestijd moet de schutter daarin als 't ware automatische vaardigheid verkrijgen, die hem in staat zal stellen, die vaardigheid ook onder ongunstige omstandigheden toe te passen, d .i. op het oorlogsgevechtsveld. De psycho-physiologie leert, dat aan automatische bewegin gen de onderstaande voordeelen verbonden zijn. 620

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1912 | | pagina 56