Het is deze gedachte, die ook thans nog den grondslag
vormt van de methodiek der nieuwe schietopleiding, hoe veel
meer uitgewerkt deze cok in den loop der jaren is geworden.
De nieuwe schietopleiding berust op de lessen der krijgsge
schiedenis, zooals die door de voorstanders dier opleiding wordt
gelezen. Is hun inzicht in deze onjuist, dan vervalt daarmede
de noodzakelijkheid dier opleiding; is hun inzicht daarentegen
juist, dan volgt daaruit de onverbiddelijke noodzakelijkheidom
naar een schietopleiding te zoeken, die de hoofdfouten op het
oorlogsgevechtsveld door doelmatige oefeningen in vredestijd
tracht te voorkomen.
De ondervinding toont aan, dat de beoefenaar van den juist-
snellen aanslag tracht in eens snel op het mikpunt gericht
te zijn en dat, als het geweer nog niet volkomen gericht in
den aanslag komt, de schutter zeer snel de richting verbetert,
die verbetering een onmiddellijk vervolg doet zijn van den
aanslag.
De schutter moet de vaardigheid verkrijgen in het omzetten
van een gezichtsindruk in een spierhandeling, waardoor het
geweer in één slag zonder behulp van het denktoestel, dus
zonder overwegingen op het mikpunt scherp gericht is.
Het streven naar het in eens gericht zijn in den aanslag
zet zich als 't ware om populair uitgedruktin een zuiging
van de richtmiddelen naar de richtlijn. De Kapitein Fabius
zegt: dat verschijnsel heb ik bij me zelf opgemerkt en stemt
overeen met de ervaringen van anderen.
Nu spreekt het vanzelf, dat uit een oogpunt van methodiek
bij de meting van den aanslag, getracht moet worden, den
schutter bij de beoefening zoo weinig mogelijk tijd te geven
voor die verbetering van de richting, niet om daardoor kunst
matig slechte schoten in het leven te roepen, maar om den man
bij voortduring en steeds meer te prikkelen tot het krachtig
pogen naar het ineens gericht zijn.
Hiertegen is te minder bezwaar, omdat op den leerling-
schutter nog niet de ontzenuwende en geweldige invloeden
van het gevechtsveld inwerken.
623
EN DE SCHIETOPLEIDING VOLGENS FaBIUS. [Jüni 1912.