Juni 1912]. Het geweervuur in het gevecht
kan zijn, doet uit den aard der zaak er niets toe. In de vrije
hand is dat opgenomen in de vaardighouding, omdat dit het
voordeeligst is. Maar het gericht zijn van de korrel op het
doel in de vaardighouding is niet een kenmerk van de nieuwe
schietopleiding, 't is een der uiterlijke vormen. Men kan ook
voor de vrije hand vaardighoudingen aannemen, waarbij de
korrel niet op het doel gericht is, maar men maakt het dan
onnoodig moeilijker voor de leerlingen.
Schutters, die den juist-snellen aanslag van noode hebben,
brengen, als ze opgelegd moeten schieten, er in den regel nog
minder van terecht Het is reeds lang een bekend feit, dat
de neiging bij die schutters bestaat het hoofd zelfs achter-
de dekking te houden en het geweer maar af te trekken.
Schutters, die kalm zijn, hebben natuurlijk voor hun hengelen
een hulpmiddel in een dekking of ondersteuningslichaam,
welnu dan staan de schutters, volgens de nieuwere begrippen
opgeleid, geheel gelijk met de oude hengelaars onder opmerking,
dat ten eerste die kunst niet geleerd behoeft te worden, omdat
de gewone mensch, die daar niet in is opgeleid, een spreiding
heeft, die voor het gevecht prachtig is en ten tweede dat de
schutters, volgens de nieuwe begrippen opgeleid, óók dan
handiger zullen zijn en minder spoedig vermoeid.
3. De gevreesde gejaagdheid bij de nieuwe methodeblijken
de uit vele klachten in het Nederlandsche Leger.
Gejaagdheid was er bij de vroegere methode, toen steeds
sprake was van, oefeningen inhalenschijven veranderenafstan
den vergrooten of verkleinen, toen het een treurspel was, waarvan
het eenige doel was, klaar komenafgeloopenafzwaaien.
Thans nu een schutter allen tijd wordt gegeven voor zijn oefe
ning, is bij goede leiding van overhaasting geen sprake. Trou
wens, hoort men ooit klagen, dat schermoefeningen overhaasting
of gejaagdheid veroorzaken, hoewel desteek, slag of stoot ook
bliksemsnel moet worden toegebracht, gelijk de trap tegen den
voetbal, de slag tegen den tennisbal, het schot op de snip, enz.?
Het doen van snelle bewegingen heeft niets met gejaagd
heid te maken.
630