Juni 1912]. Het geweervuur in het gevecht
worden doorgedrukt, niet eerder en niet laterof wel men zette
af, als de aanslag niet juist genoeg is.
Het narichten onder het afdrukken is niet te vermijden,
omdat het niet gecontroleerd kan worden.
Is de leerling te goeder trouw en laat hij ook dit laatste
narichten na, dan wordt hij achtergesteld in resultaten ten
opzichte van leerlingen, die hun leermeester bedotten, want
het is niet te controleeren of werkelijk narichten al of niet
plaats heeft.
Men heeft echter een krachtig middel om het euvel te
bekampen door progressief hooger cijfer in rekening te bren
gen, naarmate kleiner tijd wordt gebruikt.
6 Het verschil tusschen schoolschieten en gevechtsschieten.
Hier wordt verwezen naar het artikel: „Schietopleiding"
(I. M. T. 1912 afl. 1 blz. 66 en 67).
Ten slotte wensch ik nog een beeld te geven van den in
vloed, welke de invoering van de zuivere methode van den
Kapitein Fabius zou uitoefenen op de oorlogstrefferprocenten.
Men stelle zich voor op alle afstanden van 100 tot 2000 M.,
met 100 M. opklimmende, onbepaald breede en 1 M. hooge
schijven opgesteld.
Neemt men nu met Wolozkoi aan, dat bij de oude wijze
van schietonderricht in den oorlog met een gemiddelden
schootshoek van 4° de geweren worden afgevuurd en met
een zoodanige spreiding, dat de middelbare afwijking M
2°. 30' is, dan zullen de krommen in de figuur 5 een beeld
geven van de trefferprocenten, die door de bovenbedoelde
schijven worden opgevangen. Hieruit blijkt ten duidelijkste,
dat de oudere geweren met de krommere banen in het voor
deel zijn. Het is dus niets geen wonder, dat de Franschen
in het vuurgevecht het onderspit dolven tegen de Duitschers
in 1870, aangezien de Duitschers over krommere baan beschik
ten dan de Franschen, grootere percenten behaalden en aldus
spoediger vuuroverwicht kregen. Zie de figuur 7. Eenzelfde
verschijnsel levert ons de oorlog tusschen Bulgarije en Servië,
waar ook het oudere geweer overwon.
632