De beteekenis van Formosa enz. {Juni 1912. digen dienst, den veterinairen dienst, de administratie en het militaire rechtswezen. Yerder is er een Gewestelijke Staf met een Generaal-Majoor als Chef, die in de practijk tevens als Chef van het geheele militaire departement optreedt en door wiens handen de correspondentie met de drie groote militaire autoriteiten te Tokyo gaat. De maritieme aangelegenheden van Formosa worden behan deld door een Marinestaf, waarvan de Chef, een kapitein-ter zee, onmiddellijk aan den Gouverneur-Generaal ondergeschikt is en op dezelfde wijze als de Chef van den Gewestelijken Staf met de autoriteiten der Landmacht de correspondentie met den Minister van Marine en den Chef van den Marine staf te Tokyo behandelt. De aangelegenheden betreffende de inboorlingen, betref fende de politiemacht, welke tegen hen optreedt, enz., wor den niet op het militaire departement, doch op een eigen departement behandeld, waarvan de Chef rechtstreeks aan den Gouverneur-Generaal ondergeschikt is. Dit belet echter niet dat de militaire autoriteiten meermalen om advies ge vraagd worden; maar alleen dan, wanneer ook de troepen van het Leger tot actief optreden geroepen worden, hebben zij rechtstreeks bemoeienis met den strijd tegen de wilden. Vroeger waren de regimenten Infanterie en de bergbat- terijen van Formosa gegroepeerd tot twee gemengde brigades (konsei iyodan), elk onder een Generaal-Majoor, welke te vens als territoriaal Commandant optrad en als zoodanig de zelfde bevoegdheden had als de divisiecommandanten in Ja pan (2). Waarschijnlijk omdat men vond, dat één regiment Infanterie met 1 bergbatterij wel wat weinig is voor eene gemengde brigade, waar eene brigade Infanterie altijd twee regimenten Infanterie sterk is, is de naam veranderd en 639 (1) Te weten: de Minister van Oorlog, de Chef van den Generalen staf en de Generaal-inspecteur van de militaire opleiding. (2) Ook wat betreft recruteeringsaangelegenlieden, daar de op Formosa wonende Japanners even goed als in het Moederland dienstplichtig zijn. Echter bedraagt hun aantal, mannen en vrouwen te zamen, niet meer dan 98048 (einde van 1910).

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1912 | | pagina 75