De beteekenis van Formosa enz.
Juni 1912],
spreekt men thans van „shubitai", hetgeen door bezettings-
of verdedigingskorps vertaald kan worden. Overigens is de
zaak dezelfde gebleven.
Beide hierboven bedoelde opperofficieren, die hunne stand
plaats te Taihoku en te Tainan hebben, staan onmiddelliik
onder den Gouverneur-Generaal, evenals de vestingcomman
danten van Kiirun en van Makyu, beiden Generaal-Majoors.
De troepen van Formosa zijn de volgende
Iste Regiment Infanterie van Formosa
Staf' en twee Bataljons te Taihoku (1 Compagnie gedeta
cheerd te Taihokan J).
1 Bataljon te Taichü (1 Compagnie gedetacheerd te Horisha).
Iste Bergbatterij van Formosa te Taihoku.
2de Regiment Infanterie van Formosa
Staf en 1 Bataljon te Tainan (1 Compagnie gedetacheerd
te Banshoryo).
1 Bataljon te Hozan (1/3 Compagnie gedetacheerd te Koshun),
1 Bataljon verdeeld over Kwarenko (2 Compagnieën), Bokuse-
kikaku (1 Compagnie) en Pinan (1 Compagnie).
2de Bergbatterij van Formosa te Tainan.
De legering houdt verband met den steeds voortdurenden
strijd tegen de inboorlingen. Wel wordt die strijd in de eerste
plaats door de politietroepen gevoerd, doch voor het geval,
dat optreden van de troepen van het Leger noodig is, wil men
deze graag dicht bij de hand hebben; van daar de legering
van Compagnieën nabij het bergland, hoewel men zeer goed
begrijpt, dat deze versnippering niet in het belang van de
oefeningen is.
Bovendien een Bataljon Zware Artillerie van 2 Compagnieën
te Kiirun en een ander Bataljon van hetzelfde wapen, waar
schijnlijk eveneens van 2 Compagnieën, te Makyu.
De troepen ontvangen hunne recruten hoofdzakelijk uit
Japan (2); het jaarlijksch contingent per Compagnie Infante
rie bedraagt ongeveer 80 man. Hieruit volgt, dat de drie
640
1) Ook gespeld Taikakan,
2) Verg. noot (2) op blz. 639.