Juni 1912.] Het geweervuur in het gevecht
Voor W= 6 (-/l) 6 (ï^/2), waariD ï^/2 !'190
is, komt volgens de tabel overeen met 88 pCt. Er voldoen
aan dien eisch de leerlingen met de cijfers 5 t/m 8, of wel
76 leerlingen van de 87 of wel 87 pCt. Deze waarde stemt
dus ook vrijwel overeen met de berekende. Verder vindt
men tusscben de grenzen 3^ en 9£, of een verschil van 3
met het gemiddelde 6,5, voor
W 6 (mv',) 6 (t.iml/a) 6 (1,664), overeenkomen
de met 98 pCt. in de tabel, dit zou dus zijn van 87 leerlingen
85. Inderdaad is het volgens de gegevens 100 pCt. Hier is
dus de minste overeenkomst tusschen het geconstateerde
feit en de berekening. Dit wordt veroorzaakt door het vol
gende. In de werkelijkheid worden cijfers beneden de 4 en
boven de 9 ongaarne gegevendit is de oorzaak van een slecht
voldoen aan den wiskundigen eisch.
Eenzelfde geval vond Ketlé bij de metingen van de grootte
der Fransche recruten, waardoor Eetlé rnet recht aan de eer
lijkheid kon twijfelen van de doktoren, die deze metingen ver
richt hadden; ofschoon alle gegevens behoorlijk voldeden aan
de wiskundige formules, was echter het getal der mannen in
de categorie, welke voor den militairen dienst te kleine maat
hadden, door de commissie als grooter opgegeven, dan Ketlé
wiskundig vaststelde.
Inderdaad, zegt Malton, het is licht mogelijk, dat velen, die de
voorgeschreven maat hadden, door de commissie als kleiner aan
gegeven en op die wijze van den militairen dienst bevrijd zijn.
Wat hierboven behandeld is, wijst op het feit, dat ook de
meerdere of mindere heldhaftigheid en lafhartigheid op het
slagveld aldus aan de wetten der waarschijnlijkheidsrekening
is onderworpen.
Thans zal worden besproken een in Amerika voorgeko
men geval. Volgens het officieel bericht van den Chef
van het Dep. van Oorlog der Vereenigde Noordstaten
van Nov. 1864, heeft men na den hardnekkigen strijd tus
schen de troepen der Zuid- en Noordstaten bij Gettysburg
in Pensylvanië op het slagveld 24000 geladen geweren ge-
572