vonden, welke aan beide aan het gevecht deel hebbende legers
hebben behoord. Bij het nazien dezer geweren heeft men in
de helft daarvan 2 ladingen gevonden, van het geheele ge
tal was van -3 tot 10 maal geladen; in vele geweren had
men bij één buskruitlading 5 h 6 kogels gevonden en einde
lijk in een ouden gladloop vond men 22 met buskruit gemeng
de kogels. Slechts i der geweren was normaal met 1 patroon
geladen. Ieder moet thans toegeven, dat deze getallen een
volledige karakteristiek geven van de menschen, die deze
geweren hebben behandeld. Overigens is het gemakkelijk te
bewijzen, dat de opgegeven getallen de wetten der waar
schijnlijkheidsrekening weder volgen, wanneer men, hoe giof
ook het middel is, het getal der in de monding der loopen
ingestopte patronen als maatstaf voor den moreelen toestand
van die personen, aanneemt.
Het spreekt van zelf, dat niet alle strijders, die met 2 patronen
geladen hebben, in gelijke mate van streek waren; een, de laatste
dezer categorie, was beslist nader aan de gemoedsstemming,
waarin een mensch met 3 patronen laden kan, eenandei,de
eerste dezer categorie, was niet ver van de opvatting verwijderd,
dat men in een geladen geweer geen 2e patroon behoeft te
doen.
Tusschen een volkomen rustig zich rekenschap geven en
een graad van opwinding, waarin men vergeten kan, of men
al geladen heeft of niet, is een groote afstand.
Wanneer men nu het getal 2 (Patronen) als gemiddelde
maat voor den moreelen toestand van allen aanneemt, immers
de helft, dus 12000 man, hebben er 2 per schot willen nemen,
dan moeten de menschen aan beide zijden van deze maat ook
symmetrisch om haar gegroepeerd zijn, op dezelfde wijze, zooals
dat aangetoond is bij de vroeger behandelde categoiieën. Hoe
verder verwijderd van de middelmaat, hoe geringei het aantal
der categorie.
Als grens voor de helft der mannen, die 2 patronen ge
bruiken, moet dus beschouwd worden 1 en 1, waaruit
volgt, de waarschijnlijkheid W, die in dit geval 50 pCt. be-
573
EN DE SCHIET OPLEIDING VOLGENS F-tBIUS. [JUüi 1912.