üsn Ureemde begers. België. 677 Raad uan delensie. Raad des ministers. Teneinde eventueele meeningsverschillen tusschen de verschillende legerautoriteiten, welke rechtstreeks ondergeschikt zijn aan den Minister van Oorlog, zoo veel mogelijk te voorkomen, wordt een „Conseil du Ministre" gevormd, waarin behalve de genoemde autoriteiten ook nog een generaal van de infanterie en van de cavalerie zitting hebben. Deze raad zal minstens tweemaal per maand bij elkaar worden geroe pen. Hoofdzakelijk worden door dezen raad behandeld: bewapening, materieel en munitieaangelegenheden e. d. Voorts wordt nog een Conseil Supérieur de la defense nationale" geschapen. Onder voorzitterschap van Z. M. den Koning en met den M. v. O. als vice-president komt deze raad minstens ééns per drie maanden bij elkaar en behandelt dan in aansluiting aan de bestaan de wetten - aile belangrijke verdedigingsvraagstukken. Leden van dezen raad zijn verschillende ministers, de divisie commandanten, de Gouverneurs van vestingen, enz. Men hoopt, dat deze nieuwe instellingen de weerkracht van het land ten goede zullen komen. Inderdaad heeft bij ons de raad van auto riteiten op militair gebied weinig invloed op het parlement. De thans in het leven geroepen instelling kan dan ook slechts die aangelegenheden behandelen, welke aansluiten aan de bestaande wetten. Voor het overige verandert door de bovengenoemde instellingen de positie van den Minister van oorlog in geen enkel opzicht Ook de Chef van den Generalen Staf blijft, evenals voeger, rechtstreeks on dergeschikt aan den Minister van oorlog. Mil. Wochenbl. 1912 No. 43. flciafiek De minister-president, tevens M. v. O. a. i, de Broqueville, heeft een commissie van de Belgische luchtvaartvereeniging ontvangen, die hem een memorie overhandigde, waarin de stand van het vliegwezen in de naburige landen werd uiteengezet en de noodzakelijkheid be toogd, om het vliegwezen en de luchtvaart in België zoodanig te or- ganiseeren als noodig is voor het landsbelang. Aan iedere divisie zou den minstens 6 vliegtuigen (dus totaal 24) moeten worden toegevoegd, zoodat het mobiele veldleger, met inbegrip van 6 reserve-vliegtuigen, zou kunnen beschikken over 30 vliegtuigen. De vesting Antwerpen moet er voorts 6, Luik en Namen ieder 4 hebben. Bovendien beveelt de memorie de aanschaffing van 2 luchtkruisers, voor de verkenning I. M. T. 1912 43.

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1912 | | pagina 113