782
Juli 1912].
Overzicht van eenige Tijdschriften.
In beginsel moet elke bevordering tot sergeant zonder overplaatsing
naar andere onderdeelen plaats hebben De C.Ct. draagt voor, en is
er geen plaats bij de Compagnie, dan wordt één der oudere onder
officieren overgeplaatst. (En als de C.Ct. een ouder onderofficier eens
niet graag wil missen. N)
De in algemeene trekken door S. aangegeven regeling bevat zeker
veel goeds.
Maar wordt er niet een beetje te veel gerekend op ideaal Compa
gnies- en Bataljons-Commandanten? Ei als dat mag, zou dan ook de
tegenwoordige opleiding niet goed moeten zijn
De le Luitenant W. Froger geeft een korte beschouwing over,Ge-
vechts- en afwachtingsdekkingen voor de veldartillerie". Hierbij wordt
natuurlijk alleen de veldartillerie met schilden behandeld. Talrijke
figuren geven aan hoe deze dekkingen, in bepaalde terreinen en in
bepaalde omstandigheden, kunnen worden ingericht. In het bijzon
der trekt daarbij wel de aandacht een overdekt geschutsemplacement
vooi veldartillerie uit het Russische veldversterkingsvoorschrift.
Aan de hand der krijgsgeschiedenis behandelt Kap. J. N. Bruyn
„De opmarsch tot het gevecht," (Nederlandsche Gevechtshandleiding
44 en 47). Men vergelijke hiermede onze Gevechtshandleiding 33 t/m
36. Uit de aangehaalde voorbeelden toont S. aan, hoe gevaarlijk het
is te werken met verzamelde troepen op, of in de nabijheid van het
gevechtsveld. Wil men, zoo zegt S., met meerdere gevechtsvaardigheid
den vijand naderen, dan moet men niet opmarcheeren in breede vor
men, in verzamelformaties, doch door afbuigen uit de oorspronkelijke
marschcolonne meerdere kleine colonnes vormen.
De pennestrijd tusschen Kapitein Hasselbach en Luitenant de Bruyn
over „Organisatie van mitrailleureenheden" is den lezer reeds be
kend. Thans is het woord weer aan Kap. Hasselbach, die andermaal
met klem de indeeling van mitrailleureenheden in Sectiën van drie
mitrailleurs verdedigt.
De Kolonel der Artillerie W. J. H. de Veer levert een verhandeling
over de „Samenwerking van Infanterie en Artillerie bij de 111e Divisie
tijdens de Legermanoeuvres 1911". In deze aflevering worden nog
slechts eenige beschouwingen over de samenwerking in het algemeen
ten beste gegeven, zoodat we het eigenlijke onderwerp pas een vol
genden keer kunnen verwachten.
Voorts vallen nog te vermelden, „De Grondbeginselen der Zweedsche
gymnastiek" door W. P. Hubert van Blijenburgh en „Wat mag in de
naaste toekomst van de luchtvaart voor militaire doeleinden worden
verwacht" door luitenant Peereboom Voller.
N.