Boekbeoordeeling. 1 Eenige Opmerkingen oner de (Dededeelingen non het Encyclopaedist Bureau. Toen in Juni 1910 de suppletoirs Indische begrooting in de Tweede Kamer aan de orde werd gesteld, achtte de afgevaardigde uit Sneek, de Heer Colijn, het zich tot een plicht een toelichtend woord te spreken over het voorstel van den Minister tot oprichting van een encyclopaeaisch bureau (E. B.) bij de afdeeling voor de bestuurs zaken der Buitenbezittingen van het Departement van Binnenlandsch Bestuur. Te eer ging deze afgevaardigde daartoe over, omdat van hem als chef der evengenoemde afdeeling het grondvoorstel was uitgegaan. In zijn toen gehouden betoog schijnt de Heer Colijn zóó goed geslaagd, dat de Gouverneur-Generaal zijne bijzondere instem ming met het geopperde denkbeeld te kunnen gaf. Zoo iemand, dan was dus wel de Heer Colijn de aangewezen per soon om aan de Kamer nader toe te lichten, wat met de oprichting van het nieuwe bureau werd beoogd. De roeping van dat bureau is om bepaaldelijk onze KENNIS van de buitenbezittingen te vermeerderenom 'die kennis op wetenschappelijke, systematische icijze te ordenen en clat zóó te doendat die kennis voor het groole publiek waarde heeft. (Handelingen 1909—'10, II, blz. 2103). Uit deze woorden van den Heer Colijn blijkt, dat het E. B. niet zou zijn eene instelling, die uitsluitend werkt voor bestuursaangelegen heden integendeel, het groote publiek zal in het E. B. een vraagbaak moeten vinden over alles wat de buitenbezittingen betreft. Die taak is ontegenzeggelijk uiterst zwaar en de afgevaardigde ontveinsde zich niet. dat men, zoolang de pas gecreëerde leerstoel voor geografie te Utrecht nog geene volledige resultaten had opge leverd, zou sukkelen - met het zoeken naar personeel, dat met deze taak zou kunnen worden belast. Mettemin is de Indische Regeering er in geslaagd dit personeel te vinden. Wijd was het veld van arbeid, dat voor de jeugdige instelling open lag. Waarmee te beginnen en hoe te voldoen aan de verwachtingen, die van haar werden gekoesterd Voorloopig heeft het E. B. zich bepaald tot de volgende zaken: le. het samenstellen van monografieën van de verschillende gewesten der buitenbezittingen 2e. het bewerken van periodiek verschijnende „Mededeelingen"; 3e het medewerken aan de door het Departement van Landbouw uitgegeven korte berichten over landbouw, handel en nijverheid. 790

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1912 | | pagina 108