Japansche weeemacht.
[Juli 1912.
Het antwoord droeg de handteekeningen van de Ministers
van Oorlog en van Marine.
Uit den aard der zaak gaf het bovenstaande aanleiding
tot velerlei commentaar. De „Jiji", een veel gelezen blad,
wijdde er twee hoofdartikels (30 Maart en 1 April) aan, waar
van de inhoud in het kort op het volgende neerkomt:
In de eerste plaats vestigt het blad de aandacht op de
tegenstrijdigheid tusschen zelfbehoud en bescherming van de
belangen en de rechten van het Rijk, enz. (3), wanneer onder
het laatste machtsuitbreiding op het vasteland verstaan wordt.
Verlangt men zich tot zelfbehoud alleen te bepalen, dan is
in de eerste plaats eene sterke vloot noodig, terwijl in het
andere geval aan de landmacht eene zeer ruime plaats in het
krijgswezen moet worden ingeruimd. En nu blijkt niet, waar
aan de Regeering de meeste waarde hecht, blijft men om
trent den in (16) genoemden grondslag in het onzekere en
wordt men dus niet veel wijzer. Het eenige positieve, dat
hieromtrent medegedeeld wordt, is, dat de verhouding tusschen
de sterkten van land- en zeemacht op het oogenblik de goede
is (6), maar een ander antwoord kon bezwaarlijk verwacht
worden.
De schrijver licht nu toe, waarom de tegenwoordige leger-
sterkte niet voldoende is voor aanvallende operatiën op het
vasteland. Elk jaar worden ongeveer 104000 man ingelijfd,
zoodat de 17 lichtingen van gen eki, yobi en kobi tezamen
1768000 man, of, rekenende op een gemiddeld verloop van
40%, 1060000 man tellen zullen, overenkomende met onge
veer 42 divisiën. Deze sterkte acht hij veel te zwak, om in
Mantsjoerije tegen Rusland op te treden; zelfs 100 divisiën
zouden volgens hem daarte niet in staat zijn, want Rusland
beschikt over het grootste leger van de wereld, is nu reeds
tegenover Japan in de meerderheid en zal dat in de toekomst
in nog sterkere mate worden.
Heeft de Regeering met het leger geene andere bedoeling
dan de verdediging van Korea, dan kan zij met veel minder
735