Japansche weermacht.
[Juli 1912.
vrij willekeurig te werk. Immers, hij stelt op den voorgrond,
dat het tegenwoordige Japansche leger, dat volgens hem onge
veer 42 division over dit getal later in het veld kan bren
gen, nog te zwak tegenover de Russen zal blijken, daar dezen over
het „grootste leger van de wereld" beschikken, doch hij meent
datzelfde „grootste leger van de wereld", waartegen zelfs geen
100 Japansche divisiën bestand zouden zijn, met slechts 10
divisiën den toegang tot Korea te kunnen betwisten. Het
verschil is te groot; eene troepenmacht, welke door 42 divi
siën niet met kans op goeden uitslag aangevallen kan worden,
kan evenmin door 10 divisiën worden tegengehouden.
Maar bovendien maakt de schrijver zich schuldig aan over
schatting van Rusland. Wel is waar beschikt dat Rijk vrij
wel over het grootste leger van de wereld, doch het is on
denkbaar, dat het, ingeval van eene nieuwe botsing met het
Rijk van de Rijzende Zon, dat geheele leger in Oost-Azie con-
centreeren zal. In de eerste plaats zullen de internationale ver
houdingen zulks, evenals in 1904-05, beletten.
In dit opzicht doet zijne redeneering denken aan het be
weren van velen, dat kleine staten niets beters kunnen doen
dan van alle oorlogsvoorbereiding afzien, daar zij toch niet
tegen de grootere staten bestand zijn. Maar bovendien heeft de
schrijver klaarblijkelijk geen begrip van de buitengewone moei
lijkheden waarmede het onderhouden van eene troepenmacht
van eene sterkte, als hij bedoelt, gepaard gaat in een land
als Mantsjoerije, wel is waar heel rijk en vruchtbaar, maar
uiterst arm in verkeersmiddelen en alleen door den transsi-
berischen spoorweg met zijne bekende eigenschappen, met
Europa verbonden. Onder zulke omstandigheden zal de grootste
overmacht van het „grootste leger van de wereld" voor de
Russen zelfs „eine Kalamitat" kunnen worden, om met Moltke
te spreken.
's Schrijvers opmerkingen omtrent de betrekkelijke zwakte
der Japansche zeemacht zijn juist, al verdienen zijne opgaven
betreffende de Duitsche en de Amerikaansche marine geen
onvoorwaardelijk geloof. En daar het krijgswezen van eiken
739