Juli 1912],
Mededeelingeu
staat in de eerste plaats voldoende moet zijn tot behoud
van het aanwezige, is het begrijpelijk, dat in Japan eene zeer
sterke strooming tot uitbreiding van de zeemacht merkbaar is,
al moet worden toegegeven, dat een aanval van bv. de Ameri-
kaansche vloot op Japan, op zijn zachtst uitgedrukt, niet
waarschijnlijk lijkt. Echter is gelijktijdige uitbreiding van
het leger en de vloot wegens den toestand van Japan's geld
middelen niet mogelijk, zooals de Jiji" in hare hoofdartike
len van 20 en 21 Februari zeer terecht betoogt. Het blad is
van oordeel, dat de woorden van den Britschen Minister van Ma
rine, dat de zeemacht voor Engeland eene volstrekte nood
zakelijkheid is, terwijl de Duitsche zeemacht in zeker opzicht
niet meer dan eene weeldeinstelling is, op Japan toegepast
kunnen worden, in zooverre, dat voor Japan eene zeemacht
onmisbaar, daarentegen de landmacht tot op zekere hoogte
van minder belang is. Het komt er nu op aan te bepalen,
in welke verhouding de militaire uitgaven over leger en vloot
verdeeld worden en daartoe beveelt het blad een raad aan,
bestaande uit militaire en maritime autoriteiten, leden van
den militairen raad, leiders van politieke partijen, zakenraen-
schen, enz. Den bestaanden militairen raad acht het blad,
evenmin als den maarschalksraad, daartoe niet geschikt, om
dat de beslissing dan afhankelijk is van het aantal autori
teiten van elk der beide groote onderdeelen van het krijgswe
zen, die in genoemde lichamen zitting hebben.
Ook het Februari-nummer van de „Taiyo", een veelgelezen
maandblad, bepleit uitbreiding van de zeemacht ten koste
van de landmacht. Het blad wijst er op, dat na den oorlog
tegen China 45 pCt. van de inkomsten besteed werden aan
leger en vloot, waarbij meer dan de helft voor de vloot be
stemd werd. Zoo kon deze zich krachtig ontwikkelen en was
zij in 1904-05 in staat hare beslissende overwinningen te be
halen. Doch sedert het einde van den oorlog hebben zich
de Duitsche en Amerikaansche marines zoodanig ontwikkeld,
dat de Japansche marine geheel achter is gekomen. De „Taiyo"
bepleit nu de sterkte of van de Duitsche of Amerikaansche
740