[Juli 1912. bezit van zijne Oost-Indische koloniën te verzekeren. De mogelijkheid daarvan is, voor zoover mij bekend, nog nimmer aangetoond f1), zonder bij de berekening van de benoodigde sterkte de factoren zelfbedrog en zelfmisleiding in te voerenp). Wordt die mogelijkheid thans geconstateerd, dan zal het Leger zich met een bescheiden taak, de handhaving van de binDenlandsche rust en orde, zoomede de verdediging van de marinebasis aan de landzijde, tevreden hebben te stellen, maar wij zijn er van overtuigd, dat het zich in zijn nederige positie zal weten te schikken in de vaste overtuiging dat 's Lands belang zulks eischt. Maar zelfs dan zal nog dienen te worden overwogen, of de tegenwoordige sterkte van het Leger, voor 50 bestaande uit Javanen, wel voor vermindering vatbaar is. Blijkt echter, dat het onderhouden van een tegen iederen te verwachten tegenstander opgewassen vloot boven onze krachten gaat hetgeen wij veronderstellen, totdat de Staats commissie het tegendeel heeft geconstateerd dan rijst de 761 BIJ VERDEDIGING N. I. 1) Zoowel de Staatscommissie van 1906 als de thans afgetreden Minister van Marine achtten de mogelijkheid in de eerste toekomst zelfs uitgesloten (Zie blz. 26 van de M. v. A. op de suppletoire marinebegrooting voor 1912). Zie ook de le alinea op blz. 66 van het wetensch. Jaarbericht 1911 van de Ver. t/b. van de Krijgsw. en het daarop volgend weinig logisch betoog tot blz. 72, dat eindigt met een pleidooi voor de verdediging van Ned.-lndië met een vloot (van onvoldoende sterkte), waarvan zooveel mogelijk schepen in Neder land en zoo min mogelijk in Indië 2). W. o. het vertrouwen op den steun van een bondgenoot. Ons inziens zou b- v. een of- en defensiefverbond tusschen Nederland en Amerika ter bescherming van de wederzijdsche Aziatische Koloniën aan beide landen groote voordeelen kunnen verschaffen. Het blijft toch voor Amerika ook na de opening van het Panama kanaaleen moeilijk vraagstuk een vloot naar de Philippijnen te zenden, die met het daar gestationneerde eskader over machtig is aan die van de krachtigste maritieme mogendheid in Oost-Azië, o. a. met het oog op den grooten afstand en wegens het gemis van eene goede basis (Hawaii ligt op bijna 3000 zeemijlen van Manilla). Verschillende omstandigheden wijzen er op, dat de verdediging van de Phi lippijnen do aandacht van de regeering te Washington heeft en eenige zorg baart (de oprichting van draadlooze stations op de Philippijnen, de versterking van Honolulu enz). Toch zou het m.i. onvoorzichtig zijn bij de vaststelling van de sterkte onzer vloot op Amerika als bondgenoot te rekenen.

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1912 | | pagina 79