780
Juli 1912], Overzicht van eenige Tijdschriften.
De 1ste. Luit. H. Gr. Keppel Hesselink zal aan de hand van een
denkbeeldig gevecht een schildering geven van de moeielijkheden,
waarvoor troepen bij het optreden in de duisternis kunnen worden
geplaatst, daarbij aangevende op welke wijze die moeielijkheden zijn
te overwinnen. In deze aflevering worden slechts enkele voorafgaan
de algemeene beschouwingen geleverd.
(Vgl. Gevechtshandleiding punt 122 t/m 130). Uit hetgeen onder
(2) van punt 124 onzer gevechtshandleiding vermeld wordt, n. 1. dat
voor het welslagen van nachtgevechten vereischt wordtgoed gedis
ciplineerde troepen, zoomede eene op plaatselijke verkenning gegron
de, nauwkeurige bekendheid met het terrein en met den tactischen
toestand bij de tegenpartij, volgt reeds voldoende, dat, even als S.
zulks met betrekking tot de Nederlandsche reglementen vermeldt, ook
bij ons een nachtelijk gevecht op eenigszins groote schaal wel tot de
uitzonderingen zal behooren. Natuurlijk, dat tegenover een passieven
tegenstander S. noemt de veelvuldige nachtelijke aanvallen der Ja
panners met afdeelingen van 8 a 10 Bataljons wel wat meer ge
waagd zal kunnen worden.
„De Motorrijder-ordonnans" vormt het onderwerp, dat door den
luitenant F. G. de Veer in behandeling wordt genomen. S. bespreekt
daarbij achtereenvolgens:
a. Zijn bruikbaarheid vergeleken met andere ordonnansen
b. Eischen te stellen aan het militaire motorrijwiel;
c. De regeling van den motorrijwieldienst in Nederland;
d. Hoe die regeling zou moeten zijn.
De 1ste. Luit. der Cav. A. P. Wirix bespreekt in een opstel ,.Het
afgeven van ordonnansen door de Cavalerie" de verschillende gevallen,
waarbij in het voorschrift op den velddienst op een deel der toch al zeer
zwakke Divisie-cavalerie beslag wordt gelegd voorden ordonnansendienst.
't Is zoo gemakkelijk gezegd, dat een of ander Commandant zooveel
cavaleristen en zooveel wielrijders krijgt voor den ordonnansendienst,
maar men vergeet wel eens dat de afdeeling, die deze moet afstaan,
daardoor verzwakt.
(Zie ook R.I. II punt 348).
Behalve het reeds genoemde artikel behandelt Luitenant Keppel
Hesselink nog het „Schietvoorsehrift der Infanterie". De methode Fabius,
voor zoover die heeft bestaan in Nederland, is geheel losgelaten. In
punt 65 vaD het nieuwe Schietvoorsehrift komt nu zelfs een waar
schuwing voor om voortaan niet te overdrijven en te langdurig te
richten.
Wij noemen hier in dit verband tevens een beschouwing van v.d.E.
(van den Belt) over de „Schietmethode Fabius" en over „Schietoplei-
ding", waarin S. tot de conclusie komt, dat het terugkeeren tot de