naar aanleiding uan een critiek. Juli 1912]. Boekbeoordeeling. In de „korte mededeelingen" van de Mei-aflevering van het tijd schrift voor het Binnenlandsch Bestuur geeft de redacteur, de Heer C. L.(ulofs) eenige beschouwingen naar aanleiding van de onder den titel: „Caveant Consules" in de Maart-aflevering van dit tijdschrift voorkomende waarschuwing van „een oud- civiel gezaghebber" tegen ontijdige vervanging van militair door civiel bestuur. Er zou voor mij geen reden zijn critiek op critiek te leveren, ware het niet, dat de schrijver een paar enormiteiten verkondigt, welke niet door den beugel kunnen. De Heer L. is dan van meening, dat de burgerlijke ambtenaar, zoo door zijn opleiding als en voornamelijk door ziine practische erva ring, de aangewezen persoon is voor het voeren van civiel bestuur. Ik wil dit op zijn gezag aannemen, alhoewel ik een bevoegd beoordeelaar hoorde zeggen, dat hij het woordje „is" zou wenschen te zien ver vangen door „moest zijn". Waarom, na de uitreiking van dit brevet van geschiktheid aan de burgerlijke ambtenaren, yetracht wordt de ongeschiktheid van officieren voor de uitoefening van civiel bestuur te bewijzen, is mij niet recht duidelijk; aan .partijstrijd" mag toch niet worden gedacht. En dan de wijze, waarop de heer L. zijn betoog inkleedt! Wat toch wel te zeggen van de uitspraak, dat een officier in de eerste en voornaamste plaats den Inlander beschouwt als inlandschen vijand? Weet hij dan niet, dat 2/3 van het Indisch Leger uit Inlanders bestaat, dat de officier dagelijks in de gelegenheid is den Inlander te leeren kennen en met hem om te gaan Volgens den Heer L. moet een officier van huis uit bepaald ongeschikt worden geacht voor bestuurswerk, en staan een ingenieur, een agronoom, een rechter, een land- en volkenkundige door opleiding en ervaring nader aan de bestuurstaak dan hij. Dat desniettemin meerdere officieren zich zeer goede bestuurders hebben getoond, is volgens schrijver meer niettegenstaande dan door hun opleiding, alsmede te danken aan het feit, dat gezond verstand en toewijding voorname factoren bij de vervulling van de bestuurstaak uitmaken. Ik acht het een eigenaardig verschijnsel, dat een ambtenaar van de positie van den Heer L. met zulke nietszeggende argumenten komt aandragen. Gezond verstand en toewijding zijn toch in elke betrekking voorname factoren! De reden, dat meerdere officieren zich zeer goede, sommigen zelfs uitstekende bestuurders hebben getoond, moet m.i. daarin worden gezocht, dat de officier zoowel tijdens zijn opleiding als daarna le. gewend is aan orde, 2e. heeft leeren gehoorzamen, 3e. heeft geleerd zich te doen gehoorzamen, m. a. w. gezag heeft leeren voeren, 4e. gelegenheid heeft gehad om menschenkennis op te doen en 796

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1912 | | pagina 114