Aug. 1912], De reserve v/h Ned-Ind. Leger. Wat de kosten betreft, werden geen cijfers genoemd, doch alleen aangegeven, dat uitgaven noodig zouden zijn voor het bouwen van logies, het betalen van reiskosten en soldijen, waartegenover als bate de afschaffing der pradjoerits werd genoemd. In „De verdediging van Java" ('s Gravenhage 1888) ont wikkelt W. A. Coblijn wel geen uitgewerkt plan tot vorming van een legerreserve, doch gaf daarvoor eenige denkbeelden, die in hoofdzaak neerkomen op het volgende. Ie. Het benoodigd aantal Europeanen moet, door inkrim ping van de formatie, tot een minimum worden teruggebracht. 2e. Voor aanvulling van het menschepmateriaal moet hoofd zakelijk worden gerekend op wat het land aanbiedt (Indo's en Inlanders). 3e. Door gunstige bepalingen in het leven te roepen voor die Inlanders, die minstens 4 jaar als militair hebben gediend, worde de dienstneming bevorderd. 4e. Een reserve ware te vormen uit de in Indië geboren, met Europeanen gelijkgestelde, mannelijke bevolking tusschen de 18 en 30 jaar (18 24 1ste categorie, 24 30 2de categorie). Alleen de 1ste categorie wordt in vredestijd ge oefend, in plaatsen waar garnizoen ligt. Bij mobilisatie wordt alles geoefend om de reserve zoo spoedig mogelijk geschikt te maken voor haar taak, te weten bewaking der magazijnen enz. In een gelijknamig werkje van 1890 gaf dezelfde schrijver nog aan, dat een reserve zou zijn te vormen uit in Indië vertoevende gewezen militairen en door aanstelling van aan eene militaire school op te leiden Inlandsche officieren, die tot den majoorsrang zouden kunnen opklimmen. In 1889 zag het licht „Proeve eener organisatie van het Nederlandsch-Indisch leger" van Brakel. Schrijver achtte een militie vooralsnog niet gewenscht en niet mogelijk. Aan de schutterijen, pradjoerits, barisans en legioenen kende hij zeer weinig waarde toe, doch wilde als reserve de aanvulling van 824

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1912 | | pagina 26