eene dan weer de andere domineerde. De willekeur, waaraan de eigen bevolking blootstond, was zeer groot. Waar nu ook de vreemdelingen geheel van dien willekeur, van de grillen en nukken dier despoten afhingen, kan het geen verwondering baren, dat de ontvangst niet altijd was, zooals men had ge hoopt^). Daarbij kwam nog, dat zoowel de Engelschen als de Hollanders bij hunne komst Portugeezen vonden, die reeds jaren betrekkingen met genoemde inlandsche staten hadden aange knoopt en zich daarbij niet altijd van eene gunstige zijde hadden doen kennen. Nu eens vriendelijk ontvangen, dan weer zeer ongepast bejegend of gevangen genomen met verbeurdverklaring dei- schepen, alnaargelang de Atjehers meenden onze hulp noodig te hebben, kwamen de Nederlanders in eene zoo ongunstige verhouding tot de Atjehers, dat de gekoesterde verwachtingen van handelsvoordeelen niet werden verwezenlijkt. In Burma volkomen hetzelfde. Werden de Engelschen in het midden van de 17® eeuw volgens Ireland, schrijver van het werk „The province of Burma" het gevolg van oneenig- heid tusschen Hollanders en den vorst van Pegu uit Burma verdreven, in 1688 werden ze weer toegelaten en tien jaar later vestigden zij zich dan ook weer te Syriam, Negrais en Bassein. Door de ondervinding geleerd, hadden, zoowel aan Engelsche als aan Nederlandsche zijde, de O. I. compagnieën al spoedig krijgsmachten en oorlogsvloten samengesteld, eenerzijds om op te treden tegen Europeesche machten waarmede men in oorlog was, anderzijds tot bescherming van de handelsvloten en de factorijen tegen willekeurige maatregelen van de zijde der Inlandsche 'vorsten. Waar nu echter, zooals in Atjeh en Burma, de verhouding dier krijgsmachten tot die der inland sche rijken ongunstig was en men daardoor geen kans zag den handel voldoende tegen willekeur te beschermen, werd eenvoudig van dien handel afgezien, d. w. z. tijdelijkzoodra weer eenige hoop op handelsbetrekkingen herleefde, werden 900 Sept. 1912.] EeNE VERGELIJKING TUSSCHEN DE VEROVEEINg EN (1). Zie voor Atjeh het werk van A. J. A. Gerlach, voor Burma het werk van Phaire.

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1912 | | pagina 2