andermaal pogingen in het werk gesteld vriendschappelijke betrekkingen aan te knoopen, niettegenstaande meermalen door de Inlandsche despoten handelingen werden gepleegd, welke tusschen Europeesche staten onmiddellijk een oorlog zouden hebben doen ontbranden. Ik noem van die handelin gen, wat Burma betreft, het binnenvallen in Britsch gebied door de Burmeezen in 1794, toen Mugs uit Arakan naar Chit- tagong waren gevlucht, de onwaardige behandeling van Cox, die in 1796 als agent naar Rangoon werd gezonden (deze zending was gedeeltelijk het gevolg van vrees voor vermeer dei ing van Franschen invloed in Burma), de vernederende verwaarloozing van de meest eenvoudige beleefdheidsvormen en de meest bestudeerde beleedigingen, ondervonden door den luitenant-kolonel Symes in 1802 en iets later door lui tenant Canning; verder nog eenige aanvallen op Britsch ge bied in 1811 en de poging den luitenant Canning gevangen te nemen. Niettegenstaande de Burmeezen zich in 1794 verstoutten om, ter achtervolging van vluchtelingen uit Arakan, met eene kiijgsmacht van 5000 man op Britsch grondgebied te komen, werd door generaal Erskine, daartegen afgezonden, eene minnelijke oplossing gezocht en verkregen en werd later voor de beleedigingen wel eens satisfactie gevraagd, doch nooit vei kregen. Toch trachtte men steeds weer, zonder kiachtdadig optreden, tot het uit den weg ruimen der gerezen moeilijkheden te geraken. Wat Atjeh betreft, kunnen we op overeenkomstige hande lingen wijzen. Voor onze houding was echter, althans na 1824, een excuus. In dat jaar stond Engeland, dat na de teruggave van de koloniën in 1816, middels een verdrag met den sultan zich eenige handelsrechten op Atjeh had toegeëigend, alle bezittingen op Sumatra aan Nederland af, echter onder voor behoud, dat Nederland de verplichting op zich zou nemen, aan den eenen kant zorg te dragen, dat de gastvrije ont vangst van schepen en onderdanen van Europeesche mogend heden ook in de toekomst zou gewaarborgd blijven, aan den anderen kant geen maatregelen, vijandig tegen den sultan 901 PACIFICATIE VAN BüKSIA EN VAN ATJEH. [Sept. 1912.

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1912 | | pagina 3