reglement van 13 Maart 1912. [Sept. 1912.
in dit opzicht. Zoo verscheen in de „Heiji Kaï" van 25 Juni 1912
eene vrij oppervlakkige beschouwing over het voetgevecht, toe
gelicht door eenige voorbeelden, zooals gewoonlijk, ontleend aan
oorlogen van 35 jaar en langer geleden, en waarin weer eens de
bekende bezwaren, als de beweerde ongeschiktheid van Cavale
rie voor een doorgezet vuurgevecht, de aanwezigheid van hand-
paarden, minder munitie dan bij de Infanterie, enz. uiteengezet
werden. Niet alleen brengen de schrijvers van dergelijke stuk
ken hun eigen wapen groot nadeel toe, maar zij geven blijk het
karakter van dat wapen niet te kennen. Het ligt immers in
het wezen der Cavalerie steeds door te tasten zonder zich door
eenige hindernis, van welken aard ook, te laten ophouden.
Het kan ook zijn, dat dergelijke artikëlen geschreven wor
den met de bepaalde strekking den ruitergeest te verheffen.
Het is een feit, dat de Japanners in het gevecht te voet
meer bedrevenheid en lust toonen dan in dat te paard, hetgeen
tot eene overdreven toepassing van het eerste kan leiden.
Toch zal de Japansche Cavalerie bij al hare bedrevenheid
in het gevecht te voet niet op veel succes kunnen rekenen,
zoolang zij niet beter leert schieten. De regimenten hebben
thans nog de karabijn M. 31, welke gedurende den oorlog in
wendig veel geleden heeft, evenals het Infanteriegeweer M. 31.
Wel zijn bij elk eskadron een paar karabijnen M. 38 aanwezig,
maar deze dienen alleen tot oefening van officieren en kader.
Bovendien heeft de baan van deze karabijn eene andere gedaante
dan die der karabijn M. 31, omdat de kogel van eerstgenoemde
puntiger is. Het is duidelijk, dat de uitkomsten van de schiet-
opleiding met de uitgeschoten karabijnen M. 31 alles behalve
schitterend zijn. Ook hier wordt de wijsheid bedrogen door de
zuinigheid, die eerst de munitie M. 31 wil opschieten. Zoolang
dit niet geschied"is, zal verwapening voorloopig wel uitgesteld
blijven, zoodat het bericht betreffende de uitreiking van de
nieuwe karabijnen M. 44, welke in ballistisch vermogen met
de karabijnen M. 38 overeenkomen, aan de regimenten, die
aan de a. s. Keizermanoeuvres zullen deelnemen, met eenig
voorbehoud aanvaard moet worden.
947
I. M. T. 1012. 60.