Ouerzicfif con eenige Tijdschriften,
Mavors 1912 No. 7.
De Luit-Kolonel der artillerie W. Vosmaer geeft den lezers van
Mavors een beknopte, populaire schets, getiteld „Hoe vestingartillerie
optreedt".
De Kapitein W. E. van Dam van Isselt vervolgt zijn studie „Een
nationaal verdedigingsmiddel" waarvan thans, zooals ook reeds in het
vorig nummer werd vermeld, de nadeelen, welke aan militaire onder
waterzettingen kleven, worden behaudeld. S. geeft daarbij een historisch
overzicht van het ontstaan en het gebruik der Oude- en Nieuwe Holland-
sche Waterlinie. Als zwak punt der laatstgenoemde linie wordt in het
bijzonder genoemd de omstandigheid, dat de krachtigste inlaatmiddelen
al vrij spoedig in handen van den aanvaller zullen gerakeu.
Het opstel van luitenant Keppel Hesselink „Een en ander over het ge
vecht in de duisternis" werd eveneens reeds vroeger vermeld. Toegelicht
door eenige schetsen wordt in het laatste gedeelte van dit opstel thans
aangegeven, op welke wijze de aanvaller zijn nachtelijke onderneming
uitvoert.
S. geeft hierbij in details aan, hoe de aanvalstroepen in de op 200
M. voor de verdedigende stelling gelegen stormsteliing worden gebracht.
O. a. vinden we daarbij vermeld, dat op het moment als het zoeklicht van
den verdediger de aanvalstroepen zal belichten, de aanvaller dit ver
hindert, door met zijn eigen zoeklicht flankeerend vóór langs zijn eigen
colonnes te werken. En aangezien laatstgenoemd licht verondersteld
wordt krachtiger te zijn dan dat van den verdediger, blijven de waar
nemingspogingen van dezen zonder succes. Op deze wijze rukken de
aanvalscolonnes voorwaarts achter een gordijn vanliclit.
De aanval mislukt, de aanvalstroepen vloeien terug en worden op
-t- 600 M. van de stelling tot staan gebracht, waar de troepen zich
ingraven.
Toch is er met de onderneming wel wat gewonnen, zegt S., want
men is nu tot op den werkzamen vuurafstand genaderd, en dat zou
overdag groote offers gekost hebben.
Toch zeker niet zulke groote offers als de afgeslagen nachtelijke
aanval, zouden we willen opmerken.
964