Overzicht van eenige tijdschriften.
[Aug. 1912.
artikel zij de lezer mede verwezen naar de studie over den slag bij
Wafangou, voorkomende in de voorgaande aflevering van het I. M. T.
De omstandigheid, dat de zwakke Japansche Cavalerie na de eerste
ontmoetingen zich tot een meer beseheiden rol, n. 1. toepassing van
het gevecht te voet, bepaalde, doet S. de vraag stellen, of ook de
zwakke Nederlandsche cavalerie niet vaak het beste zal doen, besehei
den te zijn, door tot een handelwijze haar toevlucht te nemen, die
ook door den aard van het meerendeel onzer terreinen wordt be
gunstigd.
Dus, zoo is men geneigd op te merken, voor zwakke cavalerie zou
het gevecht te voet hoofdzaak zijn en dan kan, zooals S. van de Ja
pansche cavalerie opmerkt, bare inwerking op het verloop van een
slag zeer groot zijn.
Het beetje Nederlandsche cavalerie eischt ongeveer 1j10 van het
totale oorlogsbudget.. Zij, die het met S. eens zijn, zullen er dan ook zeker
wat voor kunnen voelen, om, zooals de kapitein van Dam van Isselt
zou wenschen, de Nederlandsche cavalerie nog met de helft te ver
minderen en het daardoor vrijkomend bedrag b. v te bestemmen voor
wielrijdersafdeelingen. (Men vergelijke „Nationale oorlogsvoorbereiding
door kap. van Dam van Isselt, Krijgswetenschap 1911-1912).
De le. Luit. der art. Peereboom Voller vervolgt zijn artikel „Wat
mag in de naaste toekomst van de luchtvaart voor militaire doelein
den worden verwacht," van welk artikel we in de volgende aflevering
de slotbeschouwingen zullen aantreffen
Aan het einde van het thans behandeld gedeelte treffen we reeds
een paar conclusiën van S. aan, die verkort aldus luiden de meening,
dat de bestuurbare luchtschepen nu reeds een algeheelen ommekeer
in het wezen van den oorlog zouden brengen, berust op gebrek aan
kennis omtrent het vermogen dier schepen, alsmede op oversehatiing
van hunne bruikbaarheid en hunne strijdvaardigheid. Toch zal het
verschijnen van eenige dier schepen boven onze liniën en stellingen
zeker een grooten moreelen indruk maken, te grooter, wanneer ons
eigen leger niet over die schepen en over behoorlijke middelen tot
afweer beschikt.
N.
I. M. T. 1912 56
879