Aug. 1912.] Uit de Pers. 896 moeten bijten en kauwen, al is het ook tandenknarsende, en daarna slikken op den koop toe. Daarvoor staat ons de benoeming van de defensie-oommissie borg. Mogen wij aannemen, dat de eindelooze reeks van reorganisatie-voor stellen van generaal van Daalen den stoot tot die benoeming beeft ge geven de voorzitter verklaarde immers in de installatie rede, dat de commissie zou zijn benoemd ook al was het pants: rschip-A entholt niet afgewezen—, voor ons staat het vast, dat de benoeming der defensie commissie niet anders is dan een handige zet van den slimmen mi nister Col ij n, die een eventueel toekomstig gouverneur generaalschap niet zal willen aanvaarden onder dezelfde omstandigheden, waaronder zijne voorgangers dat hebben aangedurfd. Zijne vereenigde portefeuilles van oorlog en marine, gevoegd bij de benoeming tot ondervoorzitter der commissie, plaalsen hem thans in een positie, die hem in staat stelt grooten invloed uitte oefenen op den gang der defensie-aangelegenhe den. Daarom is het, dat wij de naaste toekomst reeds met groot vertrou wen te gemoet gaan. Wat wij dan van deze defensie-commissie verwachten, niettegenstaan de het een wet is geworden, dat staatscommissiën als regel niets tot stand brengen Och, waarde lezer, de zaak, waarom het hier gaat, schpnt ons kin derachtig eenvoudig toede grondbeginselen van de defensie van Indië liggen voor bet grijpen. Wij stellen het aan een ieder bekende axioma voorop, dat alleen een vloot bij machte is om een geheel eilandenrijk te verdedigen Zal Nederland in staat zijn een dergelijke vloot te bouwen en te onder houden, ook al betaalt Indië een evenredig aandeel? Als we onzen blik vestigen op de reusachtige strijdmachten te water van de groote mogendheden; als we ons slechts in globale cijfers herinneren, wat de bouw van één enkelen Dreadnought kost, dan kunnen we a priori aannemen, dat de bouw en het onderhoud van een dergelijke vloot met een kern van le klas slagschepen, onze financieele draagkracht, die van Nederland en van Indië samen, verre te boven gaat. Hieruit blijkt, dat oen marine die ons het rustig bezit van Indië waarborgt, voor ons onbereikbaar is. Wij zullen ons dus moeten beperken tot het met hand en tand verdedigen van het voornaamste deel van ons bezit, van Java. En de afdoende verdediging van een enkel eiland uit een groep van eilanden, zal niet anders kunnen, dan door een krachtig leger, gesteund door een talrijke vloot van torpedobooten en onderzeeërs. iBij het ontwerpen van plannen voor de verdediging van Java is men tot heden steeds uitgegaan van een foutief standpunt. Alleen door dit aan te nemen, kunnen we ons eenigermate verklaren, hoe wij gekomen zijn in den huidigen toestand van petitei'ig gepruts. In plaats van zich de vraag te stelien wat hebben we noodig om Java op afdoende wijze tegen een veroveringsexpeditie te beschermen, heeft men de zaak van achteren bekeken en zich afgevraagdhoe zal ik Java verdedigen met wat ik heb. Zoo kwamen we tot de bonte

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1912 | | pagina 98