De dienstplicht in Algiers, 955 Korte medeüeelingen. [Sept. 1912. moet leiden 1Het is hier de vraag niet, of hij gelijk heeft, doch wel, of de grootere meerderheid van het volk eraan gelooft; het wil mij voorkomen, dat deze vraag bevestigend moet worden beantwoord. Krachtig door deze overtuiging, zal Japan ook in een toekomstigen oorlog aanvallend optreden. Echter is hetgeen onder II wordt medegedeeld, van veel meer be lang. Over het geheel genomen gaf de oorlog ia Mantsjoerije niet veel gelegenheid om den invloed der geschetste eigenschappen aan het licht te doen komen: tengevolge van de lijdelijke houding der Russische legerleiding konden de Japanners hunne rijpelijk overwogen en tot in bijzonderheden uitgewerkte plannen uitvoeren, zooals een artist bij een concert zijn programma afwerkt en deden de moreele voordeelen van den aanval zich sterker dan gewoonlijk gevoelen. Daartegenover stonden de Russen, die steeds op hoog bevel voor den aanvankelijk geminachten tegenstander terug moesten gaan, om, niettegenstaande den deprimeerenden invloed daarvan, altijd met on bezweken moed in eene nieuwe stelling stand te houden en met groote hardnekkigheid zich daar te handhaven, totdat zij wederom teru0, moesten trekken. Klaarblijkelijk bezitten de Russen niet de eigen schappen, welke schrijver zijn laDdgenooten toeschrijft, veeleer'het tegendeel en zijne woorden doen eraan twijfelen, of de Japanners wel tot een optreden als dat van de Russen in staat geweest zouden zijn. Mij is eene uitspraak van een Japansch Generaal bekend vol gens weike deze vraag beslist ontkennend moet worden beantwoord. De Japanners en dit zij tot hunne eer gezegd hebben dan ook nog iltijd eene zekere bewondering voor hunne vroegere tegenstanders! A. Een Algerijnsche commissie heeft zich naar Parijs begeven om aan den minister-president Poincaré een verzoek aan te bieden tot wijzi ging van het decreet van 3 Febr. j.l., waarbij dienstplicht voor Algiers is ingevoerd, en waarvan wij destijds den hoofdinhoud weergaven° (2) De wensehen zijn in een nota samengevat, die de volgende punten bevat. De vermindering van den diensttijd tot twee jaren, op gelijken voet als voor de andere Franschen. De oproeping op 21 jarigen leeftijd, instede van op 18 jaar, aangezien de jonge mannen dan nog niet voldoende gevormd zijn. De afschaffing van de toeken ning eener toelage (prime), omdat men trots moet zijn zijn zoon in het Fransche leger te zien dienen, zonder geldelijke vergoeding. Maar daar tegenover vragen zij dan: de hervorming van le régime répressif; een ernstig bedoelde en voldoende vertegenwoordiging in de vertegenwoordigende lichamen in Algerië en het moederland ;°een rechtmatige verdeehng der lasten en der opbrengsten over de verschil lende deelen van de bevolking. (1) Zie ook liet verslag over den militair politieken toestand van Japan in 1911, I.M.T. 1912 Afl. 4 blz. 353. (2) Zie I. M. T. 1912 No. 6 blz. 665.

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1912 | | pagina 57