»Surmenage" Jen geuolge uan gebrek aan ligging. 958 Sept. 1912.] Korte mededeelijsgen. Onder „Klinische mengelingen" in de Revue générale de mêdecme vétérinaire van 1908, doet M. L. Magnin, paardenarts bij het 5de regiment genie te Versaille, eene mededeeiing, die de aandacht van onze bereden officieren stellig verdient. De heer Magnin schrijft ongeveer het volgende In het leger geldt als algemeene stelregel, dat een slecht kanton- nement te verkiezen is boven het bivak. De stelregel is echter onjuist, wanneer bij gunstig weder op marsch of bij manoeuvres ten 'koste' van vele ongeriefeljjkheden ue paarden in de stallen van een dorp of gehucht worden opgehoopt. Behoudens enkele zeldzame uitzonderingen, hebben vermoeide paar den, om te kunnen uitrusten, behoefte om te gaan liggen. De onder vinding heeft echter geleerd, dat nauw naast elkaar geplaatste paarden, door gebrek aan ruimte of uit vrees door hun buurman te worden getrapt of getreden, blijven staan. Voor deze dieren, die niet kunnen rusten, is dan ook het opeengehoopt staan in te nauwe stallen eene voortzetting der oefening. Na een paar dagen niet of maar half te hebben gerust, lijken de paarden, zonder eenige overdreven arbeid te verrichten, op overwerkte paarden. Dit wordt nog erger, wanneer de stallen, waarin de dieren gehuisvest zijn, laag van zoldering zijn en slecht worden geventileerd. Is hierbij het jaargetijde ook nog warm, dan behoeft er weinig te gebeuren, of wij ontwaren bij de arme dieren, doordat de lucht over- warm is en overladen wordt met koolzuur en andere stofwisselingsgas- sen, de eerste verschijnselen van stikking. De slijmvliezen zijn rood gekleurd, de bloedsomloop is versneld en de hartslag bonzend, de adem haling worat moeiljjk en het nazweeten begint. Deze verschijnselen bomen des te spoediger te voorschijn, naarmate de paarden in hunne garnizoenen gewend zijn aan ruime frissche stallen. In dit alles vindt men de oorzaak, dat sommige bij het regiment als goed bekend staande paarden op manoeuvres spoedig vermoeid zijn of het afleggen. Andere gevallen van surmenage, ten gevolge van gebrek aan ligging, komen voor door de slechte gewoonte van sommige ruiters of geleiders, om bij vuilen bodem,' of bij gebrek aan stroobed de paarden op te binden, teneinde den volgenden dag bij een vroegtijdig uitrukken niet genoodzaakt te zijn de paarden te wasschon of te poetsen. Het bovenstaande, door Dr. M H.J P.Th. meegedeeld in De Mili taire Spectator van Juni j.l. is voor Ned.-Indië van minder beteekenis, aangezien onze voorschriften aangeven bij meerdaagsche oefeningen en manoeuvres met het oog op het gevaar van besmetting met kwade-droes de stallen van de bevolking te vermijden. Een ander punt echter, de ligging der paarden in de troepen stallen, verdient de aandacht, n.l. voor wat betreft de breedte van de stand-

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1912 | | pagina 60