Bet Indisch Ontmerp. 892 Aug 1912], Uit de Pers. Wat een zwak leger in eigen terrein kan presteeren ook zonder vloot, leert ons de geschiedenis van de inlijving" van Tripoli iede- ren dag. Turkije had nog een vloot kunnen hebben, die de gelijke was der ttaliaansche, wij kunnen die tegenover onze vermoedelijke tegenstanders nooit verkrijgen. Moge door het lezen van ons opstel bereikt zijn, dat er niet in onze volksvertegenwoordiging bij het aanhangig maken van voorstellen, het Indische leger betreffende, met het oog op de werkzaamheden der De- fensie-commisie, reeds bij voorbaat stemmen opgaan, om voorloopig nog maar niets voor het leger toe te staan, aangezien misschien tot uit- breidiig der vloot over vele en vele jaren zal worden overgegaan. Wat Engeland tegenover een-ter-zee-zwakkeren tegenstander niet aandurft, mogen wij tegenover een veel sterkeren vijand zeker niet -beginnen. Indisch Officier. N. Ct., 20 Juni. Onze Oorlogsbegrooting. Jaar in, jaar uit begint het Voorloopig Verslag met de verzuchting, dat bet budget van oorlog al weer gestegen is en stereotiep volgt daarop: sommige leden drongen aan op vermindering van de uitgaven voor het Leger." Die weinige woorden geven in een kort bestek het domme beginsel aan, dat gedurende drie lange eeuwen het richtsnoer is geweest van onze koloniale defensiepolitiek. Die politiek voerde in het begin der vorige eeuw tot het totaal verlies onzer overzeesche bezittingen tegelijk met den ondergang der roemrijke Republiek der Zeven Provinciën. De gemakkelijke wijze, waarop wij bij de restauratie door het Wee- ner Congres weder in het bezit werden gesteld van een groot deel onzer vroegere koloniën, moet als de voornaamste oorzaak worden be schouwd, dat de harde les van 1811 niet in staat is geweest onze Re geering de oogen te openen. Gedurende de geheele 19e eeuw en ook thans nog heeft de Volksvertegenwoordiging de zware verantwoorde lijkheid durven dragen van het feit om een koloniaal bezit van on schatbare waarde, waarop zich heel ons zelfstandig volksbestaan ba seert, onbeschermd te laten; het ligt er immers voor iederen veroveraar als voor het grijpen. Een huurleger van minimale sterkte, voor het - 3 gedeelte gerecru- tuurd uit zonen van het overheerschte ras, terwijl het Europeesche element gedeeltelijk uit vreemdelingen is opgebouwd, is gesteund door een nog minimaier zeemacht nauwelijks in staat om in benarde tijden (Atjeh '73, Lombok '94) de inwendige rust te handhaven en tegelijk met succès den strijd aan te binden met inlandsche vorsten die, na jaren lang het Nederlandsch gezag op de meest brutale wijze te hebben gehoond, eindelijk tot rede moeten worden gebracht. Tegen den inlandschen vijand zijn wij thans door onze superieure

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1912 | | pagina 94