Iets ouer de nieume Delduniform.
Korte mbdedeelingen.
[Oct. 1912.
Soldaten-, Compagnies-, Bataljons- en Brigadescliolen. Het hoofdstuk
„Gevecht" kome in een afzonderlijk gevechtsvoorschrift der Infanterie,
bevattende alles wat op den technischen strijd en het tactisch gevecht
betrekking heeft, dus ook de behandeling van het geweer als schiet
en stootwapen en de oefeningen in verspreide orde dat der „Bijzon
dere voorschriften" behoort grootendeels thuis in het Voorschrift op
de Militaire Eerbewijzen (654/656) en het Reglement op den Garni
zoensdienst (657/664); terwijl ten slotte de gymnastische oefeningen
evenmin bebooren te worden opgenomen in een reglement, waarvan
volgens de begeerte der Koningin „niet worde afgeweken".
Wij gelooven onze opvatting niet duidelijker te kunnen weergeven
dan met de volgende formuleering van het door ons gedachte punt
1 van het nieuwe reglement
a. De Soldatenschool heeft ten doel den soldaat op te leiden voor de
Compagniesschool.
b. De Compagniesschool beoogt de volkomen beheersching van de
tactische eenheid door haren commandant en streeft naar den hoogst
mogelijken graad van discipline.
c. De Bataljons- en Brigadescliolen maken de hoogere chefs ver
trouwd met de bewegingen eo verzamelvormen der hoogere eenheden.
Dat is kort en bondig n.o m. het doel der exercitiën. In deze op
vatting is geen plaats voor overtolligheden als paradepas en carré's,
en allerminst voor cursief gedrukte uitvoerings-commando's, die geen
stiptheid en gelijktijdigheid1) in de uitvoering vorderen (punt 19 alinea
7), noch voor uitvoering van bewegingen op een waarschuwings com
mando (punt 141).
Het Reglement kan dus eenvoudig zijn en toch voldoende afwisse
ling geven om aan de exercitiën elk vervelend en geestdoodend karak
ter te ontnemen. Aan de samenstellers worde geen gelijkluidendheid
met het Nederlandsche Reglement tot eisch gesteld.
M.
Nu ingevolge de circulaire van het D. V. O. Ie Afd. dd. 7 September
j 1. No. I de nieuwe veldkleeding buiten dienst ook door de minriere
militairen mag worden gedragen, en reeds enkele onderofficieren in het
openbaar daarmede gekleed gaan, valt het op, hoe moeilijk de officieren
in het groen op eenigen afstand van de minderen zijn te onderscheiden.
De rangdistinctieven van de onderluitenants, adjudanten-onderofficier
en sergeanten-majoor (lissen van goud galon ter weerszijden van den
kraag) vertoonen o a. veel overeenkomst met de distinctieven voor de
hoofdofficieren; de biezen om den baud der kwartiermuts zijn nagenoeg
niet te onderkennen en wanneer de bamboehoed wordt gedragen, is ook
aan het hoofddeksel geen verschil meer waar te nemen.
1) Uiteraard moet bij de evolutiën der hoogere éénheid (bataljon, brigade)
de stipte gelijktijdigheid in de uitvoering zich bepalen tot de compagnie-
1047