s» heger en uloot bij de Uerdediging uan Dederlandsch-Indië, Het feit, dat we leven in een periode van meerdere belang stelling in defensiezaken en wel speciaal Indische, heeft meerdere schrijvers den moed gegeven om thans weer voor hunne ideëen omtrent de mogelijkheid eener uitbreiding van het leger in oorlogstijd de aandacht te vragen. Niet, dat het in de laatste honderd jaar ontbroken heeft aan strijders voor dat denkbeeld. Het zeer lezenswaardige opstel van X in No. 8 van dit tijdschrift geeft een interessant overzicht van de pogingen gedurende dien tijd aangewend om het Indische leger in oorlogstijd sterker te maken. Intusscben rijst de vraag of niettegenstaande de meerdere belangstelling in het Indische defensievraagstuk het thans wel het juiste moment is om deze quaestie te behandelen. Wanneer we nog enkele maanden wachten dan kunnen we weten öf het vraagstuk van de legerversterking in Indië al dan niet een vraagstuk is van actueel belang. Op het oogenblik toch is het woord aan de defensiecommissie, die voorstellen zal hebben op te maken hoe de verdediging van deze gewesten zal worden gevoerd, en hoe groot het bedrag is, dat we daaraan kunnen en moeten besteden. Die defensiecommissie is een logisch uitvloeisel van den loop der gebeurtenissen. De stelselloosheid bij den aanbouw van onze vloot, het voortdurend veranderen van de eischen, die men aan haar stelde zoo voor de defensie van het moederland als van de koloniën, hebben niet ten onrechte bij de volks vertegenwoordiging den indruk gewekt, dat zelfs het marine- bestuur geen weg meer wist te vinden te midden van den chaos van voorstellen en adviezen op voorstellen. Het kan dan ook geen verwondering wekken, dat, toen de heer de Savornin Lohman het voorstel deed om nogmaals een commissie te benoemen tot het vaststellen van wat onze 1073 I. M. T. 1912 69

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1912 | | pagina 1