Nov. 1912]. Voorbeeld van troepenvervoer per spoor op Java. Vermelden we met betrekking tot de platte-wagens alleen nog, dat er daarvan op de Staatsspoorwegen een 450-tal, op de lijn Djokja Willem I 44 aanwezig zijn. Uit een en ander moge blijken, dat ook de tijdige verza meling van de wagens geen moeielijkheden zal opleveren. De Lijncommissie zal hierbij echter moeten volstaan met aan alle stations- en haltechefs van bepaalde lijngedeelten de telegrafische opdracht te geven de op hunne emplacementen aanwezige vee- en plattewagens zoo spoedig mogelijk naar de door de Commissie op te geven verzamelpunten te zenden. Blijkt op een gegeven oogenblik de aanvoer te groot te zullen worden, dan kan deze telegrafisch worden gestaakt. Thans dient te worden nagegaan, waar het materieel moet worden verzameld en of dit, naar gelang van de behoefte, op het inladingsstation Magelang aanwezig kan zijn. Ware het inladingsstation b. v. Djokjakarta of BandoeDg, dan zou de opstelling van het materieel al heel eenvoudig zijn. Op beide emplacementen bedraagt de lengte der aanwezige sporen wat Bandoeng betreft de werkplaatsen niet medegerekend 5000 M. Nu is de totale lengte van het voor de brigade benoodigde materieel 2500 M. (zonder de locomotieven), zoodat dus elk van de gebezigde treinen een lengte van 250 M. zal krijgen. Rekening houdende met de uitgebreidheid der emplacementen op de lijn Djokja Willen I, zal aldaar aan materieel kunnen worden opgesteld te Setjang 600 M. te Magelang 500 M. te Moentilan 300 M. Hierbij is er op gerekend, dat er op de genoemde stations min stens 2 sporen vrij blijven, zoodat aldaar treinen kunnen krui sen en derhalve de gewone treinenloop niet wordt belemmerd. Slaan we thans een blik op de graphieken, dan zien we, indien daartoe n. 1. de vereischte bevelen vóór 3 uur n. m. gegeven worden, dat het materieel, staande op het lijnvak Djokjakarta Magelang, met de treinen 416 en 418 respectievelijk naar Magelang en Moentilan kan worden 1106

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1912 | | pagina 34