Nov. 1912.] Leger en vloot bij de verdediging v. Ned.-Indië.
verzekerd is, zonder tegenspraak berust moeten worden, om
dat het algemeen belang boven alles gaat.
In Holland heeft men dus bij wijze van proef de beide de
partementen van defensie samengetrokken en verwacht mag
worden, dat het den voorsteller minister Colijn zal geluk
ken de proef te doen slagen.
Dat, waar de heer Colijn ook deel uitmaakt van de defen
siecommissie, ook pogingen zullen worden aangewend om in
Indië een defensiedepartement te vormen, zou niet te verwon
deren zijn. Dat zulks hier meer technische moeilijkheden zal
opleveren dan in Holland, is duidelijk, daar de marine in
Indië onder het departement van marine ressorteert en het
leger onder het departement van koloniën, zoodat men toch
weer met twee departementen te maken heeft.
Dat met één departement voor de defensie in haar geheelen
omvang ook de verdediging van Indië gebaat zou zijn, daar
mee zullen velen instemmen.
Een van de stellingen, die de tegenstanders van de verde
diging van Indië door een vloot aanvoeren, is, dat die vloot in
staat zou moeten zijn met succes op te treden tegen de krach
tigste vloot in deze zeeën. Zij verioerpen daarbij ten eenenmale
het rekenen op een bondgenoot. Ja, zij willen wel een bondge
noot, maar willen daarop hun eischen niet baseeren.
Maar wanneer alleen heeft men kans op een bondgenoot?
Wie zal zich met ons willen verbinden, wanneer we niet
ook van onzen kant hulp kunnen verleenen? Men noemt in
dezen gedachtengang Amerika. Stel, dat we op Java een flink
leger vormen en sterke forten aanleggen en daarbij een vlootje
van torpedo- en onderzeebooten aanschaffen. Zou Amerika of
welk land ook, dat belangen heeft op den Stillen Oceaan, dan
ook maar den minsten prijs stellen op een verbond met ons?
Wie alleen spreekt over de verdediging van onze bezittin
gen, daarmee slechts beoogende lijdelijken afweer van slagen
binnen de grenzen van onzen archipel, vat m. i, de zaak te
eng op. Met lijdelijken afweer komt men er niet, noch tac-
1076